Vervoeging van toucheren
Onbepaalde wijs (infinitief): toucheren
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik toucheer
- jij toucheert
- hij/zij/het toucheert
- wij toucheren
- jullie toucheren
- zij toucheren
Indicativo presente
- yo toco
- tú tocas
- él/ella toca
- nosotros tocamos
- vosotros tocáis
- ellos/ellas tocan
Onvoltooid verleden tijd
- ik toucheerde
- jij toucheerde
- hij/zij/het toucheerde
- wij toucheerden
- jullie toucheerden
- zij toucheerden
Indefinido
- yo toqué
- tú tocaste
- él/ella tocó
- nosotros tocamos
- vosotros tocasteis
- ellos/ellas tocaron
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb getoucheerd
- jij hebt getoucheerd
- hij/zij/het heeft getoucheerd
- wij hebben getoucheerd
- jullie hebben getoucheerd
- zij hebben getoucheerd
Pretérito perfecto compuesto
- yo he tocado
- tú has tocado
- él/ella ha tocado
- nosotros hemos tocado
- vosotros habéis tocado
- ellos/ellas han tocado
Voltooid verleden tijd
- ik had getoucheerd
- jij had getoucheerd
- hij/zij/het had getoucheerd
- wij hadden getoucheerd
- jullie hadden getoucheerd
- zij hadden getoucheerd
Pluscuamperfecto
- yo había tocado
- tú habías tocado
- él/ella había tocado
- nosotros habíamos tocado
- vosotros habíais tocado
- ellos/ellas habían tocado
Toekomende tijd I
- ik zal toucheren
- jij zult toucheren
- hij/zij/het zal toucheren
- wij zullen toucheren
- jullie zullen toucheren
- zij zullen toucheren
Futuro I
- yo tocaré
- tú tocarás
- él/ella tocará
- nosotros tocaremos
- vosotros tocaréis
- ellos/ellas tocarán
Toekomende tijd II
- ik zal getoucheerd hebben
- jij zult getoucheerd hebben
- hij/zij/het zal getoucheerd hebben
- wij zullen getoucheerd hebben
- jullie zullen getoucheerd hebben
- zij zullen getoucheerd hebben
Futuro perfecto
- yo habré tocado
- tú habrás tocado
- él/ella habrá tocado
- nosotros habremos tocado
- vosotros habréis tocado
- ellos/ellas habrán tocado
Conditionalis I
- ik zou toucheren
- jij zou toucheren
- hij/zij/het zou toucheren
- wij zouden toucheren
- jullie zouden toucheren
- zij zouden toucheren
Condicional
- yo tocaría
- tú tocarías
- él/ella tocaría
- nosotros tocaríamos
- vosotros tocaríais
- ellos/ellas tocarían
Conditionalis II
- ik zou hebben getoucheerd
- jij zou hebben getoucheerd
- hij/zij/het zou hebben getoucheerd
- wij zouden hebben getoucheerd
- jullie zouden hebben getoucheerd
- zij zouden hebben getoucheerd
Condicional perfecto
- yo habría tocado
- tú habrías tocado
- él/ella habría tocado
- nosotros habríamos tocado
- vosotros habríais tocado
- ellos/ellas habrían tocado
Imperatief
- jij toucheer
- jullie toucheert
Imperativo presente
- tú toca
- vosotros tocad