Vervoeging van uitkammen
Onbepaalde wijs (infinitief): uitkammen
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik kam uit
- jij kamt uit
- hij/zij/het kamt uit
- wij kammen uit
- jullie kammen uit
- zij kammen uit
Indicativo presente
- yo peino
- tú peinas
- él/ella peina
- nosotros peinamos
- vosotros peináis
- ellos/ellas peinan
Onvoltooid verleden tijd
- ik kamde uit
- jij kamde uit
- hij/zij/het kamde uit
- wij kamden uit
- jullie kamden uit
- zij kamden uit
Indefinido
- yo peiné
- tú peinaste
- él/ella peinó
- nosotros peinamos
- vosotros peinasteis
- ellos/ellas peinaron
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb uitgekamd
- jij hebt uitgekamd
- hij/zij/het heeft uitgekamd
- wij hebben uitgekamd
- jullie hebben uitgekamd
- zij hebben uitgekamd
Pretérito perfecto compuesto
- yo he peinado
- tú has peinado
- él/ella ha peinado
- nosotros hemos peinado
- vosotros habéis peinado
- ellos/ellas han peinado
Voltooid verleden tijd
- ik had uitgekamd
- jij had uitgekamd
- hij/zij/het had uitgekamd
- wij hadden uitgekamd
- jullie hadden uitgekamd
- zij hadden uitgekamd
Pluscuamperfecto
- yo había peinado
- tú habías peinado
- él/ella había peinado
- nosotros habíamos peinado
- vosotros habíais peinado
- ellos/ellas habían peinado
Toekomende tijd I
- ik zal uitkammen
- jij zult uitkammen
- hij/zij/het zal uitkammen
- wij zullen uitkammen
- jullie zullen uitkammen
- zij zullen uitkammen
Futuro I
- yo peinaré
- tú peinarás
- él/ella peinará
- nosotros peinaremos
- vosotros peinaréis
- ellos/ellas peinarán
Toekomende tijd II
- ik zal uitgekamd hebben
- jij zult uitgekamd hebben
- hij/zij/het zal uitgekamd hebben
- wij zullen uitgekamd hebben
- jullie zullen uitgekamd hebben
- zij zullen uitgekamd hebben
Futuro perfecto
- yo habré peinado
- tú habrás peinado
- él/ella habrá peinado
- nosotros habremos peinado
- vosotros habréis peinado
- ellos/ellas habrán peinado
Conditionalis I
- ik zou uitkammen
- jij zou uitkammen
- hij/zij/het zou uitkammen
- wij zouden uitkammen
- jullie zouden uitkammen
- zij zouden uitkammen
Condicional
- yo peinaría
- tú peinarías
- él/ella peinaría
- nosotros peinaríamos
- vosotros peinaríais
- ellos/ellas peinarían
Conditionalis II
- ik zou hebben uitgekamd
- jij zou hebben uitgekamd
- hij/zij/het zou hebben uitgekamd
- wij zouden hebben uitgekamd
- jullie zouden hebben uitgekamd
- zij zouden hebben uitgekamd
Condicional perfecto
- yo habría peinado
- tú habrías peinado
- él/ella habría peinado
- nosotros habríamos peinado
- vosotros habríais peinado
- ellos/ellas habrían peinado
Imperatief
- jij kam uit
- jullie kamt uit
Imperativo presente
- tú peina
- vosotros peinad