Vervoeging van uitkomen

Nederlands

Spaans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik kom uit
  • jij komt uit
  • hij/zij/het komt uit
  • wij komen uit
  • jullie komen uit
  • zij komen uit

Indicativo presente

  • yo aparezco
  • apareces
  • él/ella aparece
  • nosotros aparecemos
  • vosotros aparecéis
  • ellos/ellas aparecen

Onvoltooid verleden tijd

  • ik kwam uit
  • jij kwam uit
  • hij/zij/het kwam uit
  • wij kwamen uit
  • jullie kwamen uit
  • zij kwamen uit

Indefinido

  • yo aparecí
  • apareciste
  • él/ella apareció
  • nosotros aparecimos
  • vosotros aparecisteis
  • ellos/ellas aparecieron

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik ben uitgekomen
  • jij bent uitgekomen
  • hij/zij/het is uitgekomen
  • wij zijn uitgekomen
  • jullie zijn uitgekomen
  • zij zijn uitgekomen

Pretérito perfecto compuesto

  • yo he aparecido
  • has aparecido
  • él/ella ha aparecido
  • nosotros hemos aparecido
  • vosotros habéis aparecido
  • ellos/ellas han aparecido

Voltooid verleden tijd

  • ik was uitgekomen
  • jij was uitgekomen
  • hij/zij/het was uitgekomen
  • wij waren uitgekomen
  • jullie waren uitgekomen
  • zij waren uitgekomen

Pluscuamperfecto

  • yo había aparecido
  • habías aparecido
  • él/ella había aparecido
  • nosotros habíamos aparecido
  • vosotros habíais aparecido
  • ellos/ellas habían aparecido

Toekomende tijd I

  • ik zal uitkomen
  • jij zult uitkomen
  • hij/zij/het zal uitkomen
  • wij zullen uitkomen
  • jullie zullen uitkomen
  • zij zullen uitkomen

Futuro I

  • yo apareceré
  • aparecerás
  • él/ella aparecerá
  • nosotros apareceremos
  • vosotros apareceréis
  • ellos/ellas aparecerán

Toekomende tijd II

  • ik zal uitgekomen zijn
  • jij zult uitgekomen zijn
  • hij/zij/het zal uitgekomen zijn
  • wij zullen uitgekomen zijn
  • jullie zullen uitgekomen zijn
  • zij zullen uitgekomen zijn

Futuro perfecto

  • yo habré aparecido
  • habrás aparecido
  • él/ella habrá aparecido
  • nosotros habremos aparecido
  • vosotros habréis aparecido
  • ellos/ellas habrán aparecido

Conditionalis I

  • ik zou uitkomen
  • jij zou uitkomen
  • hij/zij/het zou uitkomen
  • wij zouden uitkomen
  • jullie zouden uitkomen
  • zij zouden uitkomen

Condicional

  • yo aparecería
  • aparecerías
  • él/ella aparecería
  • nosotros apareceríamos
  • vosotros apareceríais
  • ellos/ellas aparecerían

Conditionalis II

  • ik zou zijn uitgekomen
  • jij zou zijn uitgekomen
  • hij/zij/het zou zijn uitgekomen
  • wij zouden zijn uitgekomen
  • jullie zouden zijn uitgekomen
  • zij zouden zijn uitgekomen

Condicional perfecto

  • yo habría aparecido
  • habrías aparecido
  • él/ella habría aparecido
  • nosotros habríamos aparecido
  • vosotros habríais aparecido
  • ellos/ellas habrían aparecido

Imperatief

  • jij kom uit
  • jullie komt uit

Imperativo presente

  • aparece
  • vosotros apareced

Verwijzingen

Bekijk 5 definitie(s) van uitkomen