Vervoeging van uitlezen
Onbepaalde wijs (infinitief): uitlezen
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik lees uit
- jij leest uit
- hij/zij/het leest uit
- wij lezen uit
- jullie lezen uit
- zij lezen uit
Indicativo presente
- yo elijo
- tú eliges
- él/ella elige
- nosotros elegimos
- vosotros elegís
- ellos/ellas eligen
Onvoltooid verleden tijd
- ik las uit
- jij las uit
- hij/zij/het las uit
- wij lazen uit
- jullie lazen uit
- zij lazen uit
Indefinido
- yo elegí
- tú elegiste
- él/ella eligió
- nosotros elegimos
- vosotros elegisteis
- ellos/ellas eligieron
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb uitgelezen
- jij hebt uitgelezen
- hij/zij/het heeft uitgelezen
- wij hebben uitgelezen
- jullie hebben uitgelezen
- zij hebben uitgelezen
Pretérito perfecto compuesto
- yo he elegido
- tú has elegido
- él/ella ha elegido
- nosotros hemos elegido
- vosotros habéis elegido
- ellos/ellas han elegido
Voltooid verleden tijd
- ik had uitgelezen
- jij had uitgelezen
- hij/zij/het had uitgelezen
- wij hadden uitgelezen
- jullie hadden uitgelezen
- zij hadden uitgelezen
Pluscuamperfecto
- yo había elegido
- tú habías elegido
- él/ella había elegido
- nosotros habíamos elegido
- vosotros habíais elegido
- ellos/ellas habían elegido
Toekomende tijd I
- ik zal uitlezen
- jij zult uitlezen
- hij/zij/het zal uitlezen
- wij zullen uitlezen
- jullie zullen uitlezen
- zij zullen uitlezen
Futuro I
- yo elegiré
- tú elegirás
- él/ella elegirá
- nosotros elegiremos
- vosotros elegiréis
- ellos/ellas elegirán
Toekomende tijd II
- ik zal uitgelezen hebben
- jij zult uitgelezen hebben
- hij/zij/het zal uitgelezen hebben
- wij zullen uitgelezen hebben
- jullie zullen uitgelezen hebben
- zij zullen uitgelezen hebben
Futuro perfecto
- yo habré elegido
- tú habrás elegido
- él/ella habrá elegido
- nosotros habremos elegido
- vosotros habréis elegido
- ellos/ellas habrán elegido
Conditionalis I
- ik zou uitlezen
- jij zou uitlezen
- hij/zij/het zou uitlezen
- wij zouden uitlezen
- jullie zouden uitlezen
- zij zouden uitlezen
Condicional
- yo elegiría
- tú elegirías
- él/ella elegiría
- nosotros elegiríamos
- vosotros elegiríais
- ellos/ellas elegirían
Conditionalis II
- ik zou hebben uitgelezen
- jij zou hebben uitgelezen
- hij/zij/het zou hebben uitgelezen
- wij zouden hebben uitgelezen
- jullie zouden hebben uitgelezen
- zij zouden hebben uitgelezen
Condicional perfecto
- yo habría elegido
- tú habrías elegido
- él/ella habría elegido
- nosotros habríamos elegido
- vosotros habríais elegido
- ellos/ellas habrían elegido
Imperatief
- jij lees uit
- jullie leest uit
Imperativo presente
- tú elige
- vosotros elegid