Vervoeging van uitloven

Nederlands

Spaans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik loof uit
  • jij looft uit
  • hij/zij/het looft uit
  • wij loven uit
  • jullie loven uit
  • zij loven uit

Indicativo presente

  • yo propongo
  • propones
  • él/ella propone
  • nosotros proponemos
  • vosotros proponéis
  • ellos/ellas proponen

Onvoltooid verleden tijd

  • ik loofde uit
  • jij loofde uit
  • hij/zij/het loofde uit
  • wij loofden uit
  • jullie loofden uit
  • zij loofden uit

Indefinido

  • yo propuse
  • propusiste
  • él/ella propuso
  • nosotros propusimos
  • vosotros propusisteis
  • ellos/ellas propusieron

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb uitgeloofd
  • jij hebt uitgeloofd
  • hij/zij/het heeft uitgeloofd
  • wij hebben uitgeloofd
  • jullie hebben uitgeloofd
  • zij hebben uitgeloofd

Pretérito perfecto compuesto

  • yo he propuesto
  • has propuesto
  • él/ella ha propuesto
  • nosotros hemos propuesto
  • vosotros habéis propuesto
  • ellos/ellas han propuesto

Voltooid verleden tijd

  • ik had uitgeloofd
  • jij had uitgeloofd
  • hij/zij/het had uitgeloofd
  • wij hadden uitgeloofd
  • jullie hadden uitgeloofd
  • zij hadden uitgeloofd

Pluscuamperfecto

  • yo había propuesto
  • habías propuesto
  • él/ella había propuesto
  • nosotros habíamos propuesto
  • vosotros habíais propuesto
  • ellos/ellas habían propuesto

Toekomende tijd I

  • ik zal uitloven
  • jij zult uitloven
  • hij/zij/het zal uitloven
  • wij zullen uitloven
  • jullie zullen uitloven
  • zij zullen uitloven

Futuro I

  • yo propondré
  • propondrás
  • él/ella propondrá
  • nosotros propondremos
  • vosotros propondréis
  • ellos/ellas propondrán

Toekomende tijd II

  • ik zal uitgeloofd hebben
  • jij zult uitgeloofd hebben
  • hij/zij/het zal uitgeloofd hebben
  • wij zullen uitgeloofd hebben
  • jullie zullen uitgeloofd hebben
  • zij zullen uitgeloofd hebben

Futuro perfecto

  • yo habré propuesto
  • habrás propuesto
  • él/ella habrá propuesto
  • nosotros habremos propuesto
  • vosotros habréis propuesto
  • ellos/ellas habrán propuesto

Conditionalis I

  • ik zou uitloven
  • jij zou uitloven
  • hij/zij/het zou uitloven
  • wij zouden uitloven
  • jullie zouden uitloven
  • zij zouden uitloven

Condicional

  • yo propondría
  • propondrías
  • él/ella propondría
  • nosotros propondríamos
  • vosotros propondríais
  • ellos/ellas propondrían

Conditionalis II

  • ik zou hebben uitgeloofd
  • jij zou hebben uitgeloofd
  • hij/zij/het zou hebben uitgeloofd
  • wij zouden hebben uitgeloofd
  • jullie zouden hebben uitgeloofd
  • zij zouden hebben uitgeloofd

Condicional perfecto

  • yo habría propuesto
  • habrías propuesto
  • él/ella habría propuesto
  • nosotros habríamos propuesto
  • vosotros habríais propuesto
  • ellos/ellas habrían propuesto

Imperatief

  • jij loof uit
  • jullie looft uit

Imperativo presente

  • propón
  • vosotros proponed

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van uitloven