Vervoeging van uitschitteren

Onbepaalde wijs (infinitief): uitschitteren

Vertaling: dominar

Nederlands

Spaans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik schitter uit
  • jij schittert uit
  • hij/zij/het schittert uit
  • wij schitteren uit
  • jullie schitteren uit
  • zij schitteren uit

Indicativo presente

  • yo domino
  • dominas
  • él/ella domina
  • nosotros dominamos
  • vosotros domináis
  • ellos/ellas dominan

Onvoltooid verleden tijd

  • ik schitterde uit
  • jij schitterde uit
  • hij/zij/het schitterde uit
  • wij schitterden uit
  • jullie schitterden uit
  • zij schitterden uit

Indefinido

  • yo dominé
  • dominaste
  • él/ella dominó
  • nosotros dominamos
  • vosotros dominasteis
  • ellos/ellas dominaron

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb uitgeschitterd
  • jij hebt uitgeschitterd
  • hij/zij/het heeft uitgeschitterd
  • wij hebben uitgeschitterd
  • jullie hebben uitgeschitterd
  • zij hebben uitgeschitterd

Pretérito perfecto compuesto

  • yo he dominado
  • has dominado
  • él/ella ha dominado
  • nosotros hemos dominado
  • vosotros habéis dominado
  • ellos/ellas han dominado

Voltooid verleden tijd

  • ik had uitgeschitterd
  • jij had uitgeschitterd
  • hij/zij/het had uitgeschitterd
  • wij hadden uitgeschitterd
  • jullie hadden uitgeschitterd
  • zij hadden uitgeschitterd

Pluscuamperfecto

  • yo había dominado
  • habías dominado
  • él/ella había dominado
  • nosotros habíamos dominado
  • vosotros habíais dominado
  • ellos/ellas habían dominado

Toekomende tijd I

  • ik zal uitschitteren
  • jij zult uitschitteren
  • hij/zij/het zal uitschitteren
  • wij zullen uitschitteren
  • jullie zullen uitschitteren
  • zij zullen uitschitteren

Futuro I

  • yo dominaré
  • dominarás
  • él/ella dominará
  • nosotros dominaremos
  • vosotros dominaréis
  • ellos/ellas dominarán

Toekomende tijd II

  • ik zal uitgeschitterd hebben
  • jij zult uitgeschitterd hebben
  • hij/zij/het zal uitgeschitterd hebben
  • wij zullen uitgeschitterd hebben
  • jullie zullen uitgeschitterd hebben
  • zij zullen uitgeschitterd hebben

Futuro perfecto

  • yo habré dominado
  • habrás dominado
  • él/ella habrá dominado
  • nosotros habremos dominado
  • vosotros habréis dominado
  • ellos/ellas habrán dominado

Conditionalis I

  • ik zou uitschitteren
  • jij zou uitschitteren
  • hij/zij/het zou uitschitteren
  • wij zouden uitschitteren
  • jullie zouden uitschitteren
  • zij zouden uitschitteren

Condicional

  • yo dominaría
  • dominarías
  • él/ella dominaría
  • nosotros dominaríamos
  • vosotros dominaríais
  • ellos/ellas dominarían

Conditionalis II

  • ik zou hebben uitgeschitterd
  • jij zou hebben uitgeschitterd
  • hij/zij/het zou hebben uitgeschitterd
  • wij zouden hebben uitgeschitterd
  • jullie zouden hebben uitgeschitterd
  • zij zouden hebben uitgeschitterd

Condicional perfecto

  • yo habría dominado
  • habrías dominado
  • él/ella habría dominado
  • nosotros habríamos dominado
  • vosotros habríais dominado
  • ellos/ellas habrían dominado

Imperatief

  • jij schitter uit
  • jullie schittert uit

Imperativo presente

  • domina
  • vosotros dominad