Vervoeging van uitvaardigen

Onbepaalde wijs (infinitief): uitvaardigen

Vertaling: proclamar

Nederlands

Spaans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik vaardig uit
  • jij vaardigt uit
  • hij/zij/het vaardigt uit
  • wij vaardigen uit
  • jullie vaardigen uit
  • zij vaardigen uit

Indicativo presente

  • yo proclamo
  • proclamas
  • él/ella proclama
  • nosotros proclamamos
  • vosotros proclamáis
  • ellos/ellas proclaman

Onvoltooid verleden tijd

  • ik vaardigde uit
  • jij vaardigde uit
  • hij/zij/het vaardigde uit
  • wij vaardigden uit
  • jullie vaardigden uit
  • zij vaardigden uit

Indefinido

  • yo proclamé
  • proclamaste
  • él/ella proclamó
  • nosotros proclamamos
  • vosotros proclamasteis
  • ellos/ellas proclamaron

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb uitgevaardigd
  • jij hebt uitgevaardigd
  • hij/zij/het heeft uitgevaardigd
  • wij hebben uitgevaardigd
  • jullie hebben uitgevaardigd
  • zij hebben uitgevaardigd

Pretérito perfecto compuesto

  • yo he proclamado
  • has proclamado
  • él/ella ha proclamado
  • nosotros hemos proclamado
  • vosotros habéis proclamado
  • ellos/ellas han proclamado

Voltooid verleden tijd

  • ik had uitgevaardigd
  • jij had uitgevaardigd
  • hij/zij/het had uitgevaardigd
  • wij hadden uitgevaardigd
  • jullie hadden uitgevaardigd
  • zij hadden uitgevaardigd

Pluscuamperfecto

  • yo había proclamado
  • habías proclamado
  • él/ella había proclamado
  • nosotros habíamos proclamado
  • vosotros habíais proclamado
  • ellos/ellas habían proclamado

Toekomende tijd I

  • ik zal uitvaardigen
  • jij zult uitvaardigen
  • hij/zij/het zal uitvaardigen
  • wij zullen uitvaardigen
  • jullie zullen uitvaardigen
  • zij zullen uitvaardigen

Futuro I

  • yo proclamaré
  • proclamarás
  • él/ella proclamará
  • nosotros proclamaremos
  • vosotros proclamaréis
  • ellos/ellas proclamarán

Toekomende tijd II

  • ik zal uitgevaardigd hebben
  • jij zult uitgevaardigd hebben
  • hij/zij/het zal uitgevaardigd hebben
  • wij zullen uitgevaardigd hebben
  • jullie zullen uitgevaardigd hebben
  • zij zullen uitgevaardigd hebben

Futuro perfecto

  • yo habré proclamado
  • habrás proclamado
  • él/ella habrá proclamado
  • nosotros habremos proclamado
  • vosotros habréis proclamado
  • ellos/ellas habrán proclamado

Conditionalis I

  • ik zou uitvaardigen
  • jij zou uitvaardigen
  • hij/zij/het zou uitvaardigen
  • wij zouden uitvaardigen
  • jullie zouden uitvaardigen
  • zij zouden uitvaardigen

Condicional

  • yo proclamaría
  • proclamarías
  • él/ella proclamaría
  • nosotros proclamaríamos
  • vosotros proclamaríais
  • ellos/ellas proclamarían

Conditionalis II

  • ik zou hebben uitgevaardigd
  • jij zou hebben uitgevaardigd
  • hij/zij/het zou hebben uitgevaardigd
  • wij zouden hebben uitgevaardigd
  • jullie zouden hebben uitgevaardigd
  • zij zouden hebben uitgevaardigd

Condicional perfecto

  • yo habría proclamado
  • habrías proclamado
  • él/ella habría proclamado
  • nosotros habríamos proclamado
  • vosotros habríais proclamado
  • ellos/ellas habrían proclamado

Imperatief

  • jij vaardig uit
  • jullie vaardigt uit

Imperativo presente

  • proclama
  • vosotros proclamad

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van uitvaardigen