Vervoeging van uitwijzen
Onbepaalde wijs (infinitief): uitwijzen
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik wijs uit
- jij wijst uit
- hij/zij/het wijst uit
- wij wijzen uit
- jullie wijzen uit
- zij wijzen uit
Indicativo presente
- yo expulso
- tú expulsas
- él/ella expulsa
- nosotros expulsamos
- vosotros expulsáis
- ellos/ellas expulsan
Onvoltooid verleden tijd
- ik wees uit
- jij wees uit
- hij/zij/het wees uit
- wij wezen uit
- jullie wezen uit
- zij wezen uit
Indefinido
- yo expulsé
- tú expulsaste
- él/ella expulsó
- nosotros expulsamos
- vosotros expulsasteis
- ellos/ellas expulsaron
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb uitgewezen
- jij hebt uitgewezen
- hij/zij/het heeft uitgewezen
- wij hebben uitgewezen
- jullie hebben uitgewezen
- zij hebben uitgewezen
Pretérito perfecto compuesto
- yo he expulsado
- tú has expulsado
- él/ella ha expulsado
- nosotros hemos expulsado
- vosotros habéis expulsado
- ellos/ellas han expulsado
Voltooid verleden tijd
- ik had uitgewezen
- jij had uitgewezen
- hij/zij/het had uitgewezen
- wij hadden uitgewezen
- jullie hadden uitgewezen
- zij hadden uitgewezen
Pluscuamperfecto
- yo había expulsado
- tú habías expulsado
- él/ella había expulsado
- nosotros habíamos expulsado
- vosotros habíais expulsado
- ellos/ellas habían expulsado
Toekomende tijd I
- ik zal uitwijzen
- jij zult uitwijzen
- hij/zij/het zal uitwijzen
- wij zullen uitwijzen
- jullie zullen uitwijzen
- zij zullen uitwijzen
Futuro I
- yo expulsaré
- tú expulsarás
- él/ella expulsará
- nosotros expulsaremos
- vosotros expulsaréis
- ellos/ellas expulsarán
Toekomende tijd II
- ik zal uitgewezen hebben
- jij zult uitgewezen hebben
- hij/zij/het zal uitgewezen hebben
- wij zullen uitgewezen hebben
- jullie zullen uitgewezen hebben
- zij zullen uitgewezen hebben
Futuro perfecto
- yo habré expulsado
- tú habrás expulsado
- él/ella habrá expulsado
- nosotros habremos expulsado
- vosotros habréis expulsado
- ellos/ellas habrán expulsado
Conditionalis I
- ik zou uitwijzen
- jij zou uitwijzen
- hij/zij/het zou uitwijzen
- wij zouden uitwijzen
- jullie zouden uitwijzen
- zij zouden uitwijzen
Condicional
- yo expulsaría
- tú expulsarías
- él/ella expulsaría
- nosotros expulsaríamos
- vosotros expulsaríais
- ellos/ellas expulsarían
Conditionalis II
- ik zou hebben uitgewezen
- jij zou hebben uitgewezen
- hij/zij/het zou hebben uitgewezen
- wij zouden hebben uitgewezen
- jullie zouden hebben uitgewezen
- zij zouden hebben uitgewezen
Condicional perfecto
- yo habría expulsado
- tú habrías expulsado
- él/ella habría expulsado
- nosotros habríamos expulsado
- vosotros habríais expulsado
- ellos/ellas habrían expulsado
Imperatief
- jij wijs uit
- jullie wijst uit
Imperativo presente
- tú expulsa
- vosotros expulsad