Vervoeging van uitzonderen
Onbepaalde wijs (infinitief): uitzonderen
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik zonder uit
- jij zondert uit
- hij/zij/het zondert uit
- wij zonderen uit
- jullie zonderen uit
- zij zonderen uit
Indicativo presente
- yo exceptúo
- tú exceptúas
- él/ella exceptúa
- nosotros exceptuamos
- vosotros exceptuáis
- ellos/ellas exceptúan
Onvoltooid verleden tijd
- ik zonderde uit
- jij zonderde uit
- hij/zij/het zonderde uit
- wij zonderden uit
- jullie zonderden uit
- zij zonderden uit
Indefinido
- yo exceptué
- tú exceptuaste
- él/ella exceptuó
- nosotros exceptuamos
- vosotros exceptuasteis
- ellos/ellas exceptuaron
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb uitgezonderd
- jij hebt uitgezonderd
- hij/zij/het heeft uitgezonderd
- wij hebben uitgezonderd
- jullie hebben uitgezonderd
- zij hebben uitgezonderd
Pretérito perfecto compuesto
- yo he exceptuado
- tú has exceptuado
- él/ella ha exceptuado
- nosotros hemos exceptuado
- vosotros habéis exceptuado
- ellos/ellas han exceptuado
Voltooid verleden tijd
- ik had uitgezonderd
- jij had uitgezonderd
- hij/zij/het had uitgezonderd
- wij hadden uitgezonderd
- jullie hadden uitgezonderd
- zij hadden uitgezonderd
Pluscuamperfecto
- yo había exceptuado
- tú habías exceptuado
- él/ella había exceptuado
- nosotros habíamos exceptuado
- vosotros habíais exceptuado
- ellos/ellas habían exceptuado
Toekomende tijd I
- ik zal uitzonderen
- jij zult uitzonderen
- hij/zij/het zal uitzonderen
- wij zullen uitzonderen
- jullie zullen uitzonderen
- zij zullen uitzonderen
Futuro I
- yo exceptuaré
- tú exceptuarás
- él/ella exceptuará
- nosotros exceptuaremos
- vosotros exceptuaréis
- ellos/ellas exceptuarán
Toekomende tijd II
- ik zal uitgezonderd hebben
- jij zult uitgezonderd hebben
- hij/zij/het zal uitgezonderd hebben
- wij zullen uitgezonderd hebben
- jullie zullen uitgezonderd hebben
- zij zullen uitgezonderd hebben
Futuro perfecto
- yo habré exceptuado
- tú habrás exceptuado
- él/ella habrá exceptuado
- nosotros habremos exceptuado
- vosotros habréis exceptuado
- ellos/ellas habrán exceptuado
Conditionalis I
- ik zou uitzonderen
- jij zou uitzonderen
- hij/zij/het zou uitzonderen
- wij zouden uitzonderen
- jullie zouden uitzonderen
- zij zouden uitzonderen
Condicional
- yo exceptuaría
- tú exceptuarías
- él/ella exceptuaría
- nosotros exceptuaríamos
- vosotros exceptuaríais
- ellos/ellas exceptuarían
Conditionalis II
- ik zou hebben uitgezonderd
- jij zou hebben uitgezonderd
- hij/zij/het zou hebben uitgezonderd
- wij zouden hebben uitgezonderd
- jullie zouden hebben uitgezonderd
- zij zouden hebben uitgezonderd
Condicional perfecto
- yo habría exceptuado
- tú habrías exceptuado
- él/ella habría exceptuado
- nosotros habríamos exceptuado
- vosotros habríais exceptuado
- ellos/ellas habrían exceptuado
Imperatief
- jij zonder uit
- jullie zondert uit
Imperativo presente
- tú exceptúa
- vosotros exceptuad