Vervoeging van vastleggen
Onbepaalde wijs (infinitief): vastleggen
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik leg vast
- jij legt vast
- hij/zij/het legt vast
- wij leggen vast
- jullie leggen vast
- zij leggen vast
Indicativo presente
- yo inscribo
- tú inscribes
- él/ella inscribe
- nosotros inscribimos
- vosotros inscribís
- ellos/ellas inscriben
Onvoltooid verleden tijd
- ik legde vast
- jij legde vast
- hij/zij/het legde vast
- wij legden vast
- jullie legden vast
- zij legden vast
Indefinido
- yo inscribí
- tú inscribiste
- él/ella inscribió
- nosotros inscribimos
- vosotros inscribisteis
- ellos/ellas inscribieron
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb vastgelegd
- jij hebt vastgelegd
- hij/zij/het heeft vastgelegd
- wij hebben vastgelegd
- jullie hebben vastgelegd
- zij hebben vastgelegd
Pretérito perfecto compuesto
- yo he inscrito
- tú has inscrito
- él/ella ha inscrito
- nosotros hemos inscrito
- vosotros habéis inscrito
- ellos/ellas han inscrito
Voltooid verleden tijd
- ik had vastgelegd
- jij had vastgelegd
- hij/zij/het had vastgelegd
- wij hadden vastgelegd
- jullie hadden vastgelegd
- zij hadden vastgelegd
Pluscuamperfecto
- yo había inscrito
- tú habías inscrito
- él/ella había inscrito
- nosotros habíamos inscrito
- vosotros habíais inscrito
- ellos/ellas habían inscrito
Toekomende tijd I
- ik zal vastleggen
- jij zult vastleggen
- hij/zij/het zal vastleggen
- wij zullen vastleggen
- jullie zullen vastleggen
- zij zullen vastleggen
Futuro I
- yo inscribiré
- tú inscribirás
- él/ella inscribirá
- nosotros inscribiremos
- vosotros inscribiréis
- ellos/ellas inscribirán
Toekomende tijd II
- ik zal vastgelegd hebben
- jij zult vastgelegd hebben
- hij/zij/het zal vastgelegd hebben
- wij zullen vastgelegd hebben
- jullie zullen vastgelegd hebben
- zij zullen vastgelegd hebben
Futuro perfecto
- yo habré inscrito
- tú habrás inscrito
- él/ella habrá inscrito
- nosotros habremos inscrito
- vosotros habréis inscrito
- ellos/ellas habrán inscrito
Conditionalis I
- ik zou vastleggen
- jij zou vastleggen
- hij/zij/het zou vastleggen
- wij zouden vastleggen
- jullie zouden vastleggen
- zij zouden vastleggen
Condicional
- yo inscribiría
- tú inscribirías
- él/ella inscribiría
- nosotros inscribiríamos
- vosotros inscribiríais
- ellos/ellas inscribirían
Conditionalis II
- ik zou hebben vastgelegd
- jij zou hebben vastgelegd
- hij/zij/het zou hebben vastgelegd
- wij zouden hebben vastgelegd
- jullie zouden hebben vastgelegd
- zij zouden hebben vastgelegd
Condicional perfecto
- yo habría inscrito
- tú habrías inscrito
- él/ella habría inscrito
- nosotros habríamos inscrito
- vosotros habríais inscrito
- ellos/ellas habrían inscrito
Imperatief
- jij leg vast
- jullie legt vast
Imperativo presente
- tú inscribe
- vosotros inscribid