Vervoeging van verkavelen
Onbepaalde wijs (infinitief): verkavelen
Er is helaas geen Spaanse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik verkavel
- jij verkavelt
- hij/zij/het verkavelt
- wij verkavelen
- jullie verkavelen
- zij verkavelen
Onvoltooid verleden tijd
- ik verkavelde
- jij verkavelde
- hij/zij/het verkavelde
- wij verkavelden
- jullie verkavelden
- zij verkavelden
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb verkaveld
- jij hebt verkaveld
- hij/zij/het heeft verkaveld
- wij hebben verkaveld
- jullie hebben verkaveld
- zij hebben verkaveld
Voltooid verleden tijd
- ik had verkaveld
- jij had verkaveld
- hij/zij/het had verkaveld
- wij hadden verkaveld
- jullie hadden verkaveld
- zij hadden verkaveld
Toekomende tijd I
- ik zal verkavelen
- jij zult verkavelen
- hij/zij/het zal verkavelen
- wij zullen verkavelen
- jullie zullen verkavelen
- zij zullen verkavelen
Toekomende tijd II
- ik zal verkaveld hebben
- jij zult verkaveld hebben
- hij/zij/het zal verkaveld hebben
- wij zullen verkaveld hebben
- jullie zullen verkaveld hebben
- zij zullen verkaveld hebben
Conditionalis I
- ik zou verkavelen
- jij zou verkavelen
- hij/zij/het zou verkavelen
- wij zouden verkavelen
- jullie zouden verkavelen
- zij zouden verkavelen
Conditionalis II
- ik zou hebben verkaveld
- jij zou hebben verkaveld
- hij/zij/het zou hebben verkaveld
- wij zouden hebben verkaveld
- jullie zouden hebben verkaveld
- zij zouden hebben verkaveld
Imperatief
- jij verkavel
- jullie verkavelt