Vervoeging van verloven

Er is helaas geen Spaanse vertaling gevonden.

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik verloof
    • jij verlooft
    • hij/zij/het verlooft
    • wij verloven
    • jullie verloven
    • zij verloven
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik verloofde
    • jij verloofde
    • hij/zij/het verloofde
    • wij verloofden
    • jullie verloofden
    • zij verloofden
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb verloofd
    • jij hebt verloofd
    • hij/zij/het heeft verloofd
    • wij hebben verloofd
    • jullie hebben verloofd
    • zij hebben verloofd
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had verloofd
    • jij had verloofd
    • hij/zij/het had verloofd
    • wij hadden verloofd
    • jullie hadden verloofd
    • zij hadden verloofd
  • Toekomende tijd I

    • ik zal verloven
    • jij zult verloven
    • hij/zij/het zal verloven
    • wij zullen verloven
    • jullie zullen verloven
    • zij zullen verloven
  • Toekomende tijd II

    • ik zal verloofd hebben
    • jij zult verloofd hebben
    • hij/zij/het zal verloofd hebben
    • wij zullen verloofd hebben
    • jullie zullen verloofd hebben
    • zij zullen verloofd hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou verloven
    • jij zou verloven
    • hij/zij/het zou verloven
    • wij zouden verloven
    • jullie zouden verloven
    • zij zouden verloven
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben verloofd
    • jij zou hebben verloofd
    • hij/zij/het zou hebben verloofd
    • wij zouden hebben verloofd
    • jullie zouden hebben verloofd
    • zij zouden hebben verloofd
  • Imperatief

    • jij verloof
    • jullie verlooft