Vervoeging van verpakken
Onbepaalde wijs (infinitief): verpakken
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik verpak
- jij verpakt
- hij/zij/het verpakt
- wij verpakken
- jullie verpakken
- zij verpakken
Indicativo presente
- yo empaco
- tú empacas
- él/ella empaca
- nosotros empacamos
- vosotros empacáis
- ellos/ellas empacan
Onvoltooid verleden tijd
- ik verpakte
- jij verpakte
- hij/zij/het verpakte
- wij verpakten
- jullie verpakten
- zij verpakten
Indefinido
- yo empaqué
- tú empacaste
- él/ella empacó
- nosotros empacamos
- vosotros empacasteis
- ellos/ellas empacaron
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb verpakt
- jij hebt verpakt
- hij/zij/het heeft verpakt
- wij hebben verpakt
- jullie hebben verpakt
- zij hebben verpakt
Pretérito perfecto compuesto
- yo he empacado
- tú has empacado
- él/ella ha empacado
- nosotros hemos empacado
- vosotros habéis empacado
- ellos/ellas han empacado
Voltooid verleden tijd
- ik had verpakt
- jij had verpakt
- hij/zij/het had verpakt
- wij hadden verpakt
- jullie hadden verpakt
- zij hadden verpakt
Pluscuamperfecto
- yo había empacado
- tú habías empacado
- él/ella había empacado
- nosotros habíamos empacado
- vosotros habíais empacado
- ellos/ellas habían empacado
Toekomende tijd I
- ik zal verpakken
- jij zult verpakken
- hij/zij/het zal verpakken
- wij zullen verpakken
- jullie zullen verpakken
- zij zullen verpakken
Futuro I
- yo empacaré
- tú empacarás
- él/ella empacará
- nosotros empacaremos
- vosotros empacaréis
- ellos/ellas empacarán
Toekomende tijd II
- ik zal verpakt hebben
- jij zult verpakt hebben
- hij/zij/het zal verpakt hebben
- wij zullen verpakt hebben
- jullie zullen verpakt hebben
- zij zullen verpakt hebben
Futuro perfecto
- yo habré empacado
- tú habrás empacado
- él/ella habrá empacado
- nosotros habremos empacado
- vosotros habréis empacado
- ellos/ellas habrán empacado
Conditionalis I
- ik zou verpakken
- jij zou verpakken
- hij/zij/het zou verpakken
- wij zouden verpakken
- jullie zouden verpakken
- zij zouden verpakken
Condicional
- yo empacaría
- tú empacarías
- él/ella empacaría
- nosotros empacaríamos
- vosotros empacaríais
- ellos/ellas empacarían
Conditionalis II
- ik zou hebben verpakt
- jij zou hebben verpakt
- hij/zij/het zou hebben verpakt
- wij zouden hebben verpakt
- jullie zouden hebben verpakt
- zij zouden hebben verpakt
Condicional perfecto
- yo habría empacado
- tú habrías empacado
- él/ella habría empacado
- nosotros habríamos empacado
- vosotros habríais empacado
- ellos/ellas habrían empacado
Imperatief
- jij verpak
- jullie verpakt
Imperativo presente
- tú empaca
- vosotros empacad