Vervoeging van verslechteren

Onbepaalde wijs (infinitief): verslechteren

Er is helaas geen Spaanse vertaling gevonden.

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik verslechter
    • jij verslechtert
    • hij/zij/het verslechtert
    • wij verslechteren
    • jullie verslechteren
    • zij verslechteren
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik verslechterde
    • jij verslechterde
    • hij/zij/het verslechterde
    • wij verslechterden
    • jullie verslechterden
    • zij verslechterden
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb verslechterd
    • jij hebt verslechterd
    • hij/zij/het heeft verslechterd
    • wij hebben verslechterd
    • jullie hebben verslechterd
    • zij hebben verslechterd
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had verslechterd
    • jij had verslechterd
    • hij/zij/het had verslechterd
    • wij hadden verslechterd
    • jullie hadden verslechterd
    • zij hadden verslechterd
  • Toekomende tijd I

    • ik zal verslechteren
    • jij zult verslechteren
    • hij/zij/het zal verslechteren
    • wij zullen verslechteren
    • jullie zullen verslechteren
    • zij zullen verslechteren
  • Toekomende tijd II

    • ik zal verslechterd hebben
    • jij zult verslechterd hebben
    • hij/zij/het zal verslechterd hebben
    • wij zullen verslechterd hebben
    • jullie zullen verslechterd hebben
    • zij zullen verslechterd hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou verslechteren
    • jij zou verslechteren
    • hij/zij/het zou verslechteren
    • wij zouden verslechteren
    • jullie zouden verslechteren
    • zij zouden verslechteren
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben verslechterd
    • jij zou hebben verslechterd
    • hij/zij/het zou hebben verslechterd
    • wij zouden hebben verslechterd
    • jullie zouden hebben verslechterd
    • zij zouden hebben verslechterd
  • Imperatief

    • jij verslechter
    • jullie verslechtert