Vervoeging van verwoesten

Onbepaalde wijs (infinitief): verwoesten

Nederlands

Spaans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik verwoest
  • jij verwoest
  • hij/zij/het verwoest
  • wij verwoesten
  • jullie verwoesten
  • zij verwoesten

Indicativo presente

  • yo destruyo
  • destruyes
  • él/ella destruye
  • nosotros destruimos
  • vosotros destruís
  • ellos/ellas destruyen

Onvoltooid verleden tijd

  • ik verwoestte
  • jij verwoestte
  • hij/zij/het verwoestte
  • wij verwoestten
  • jullie verwoestten
  • zij verwoestten

Indefinido

  • yo destruí
  • destruiste
  • él/ella destruyó
  • nosotros destruimos
  • vosotros destruisteis
  • ellos/ellas destruyeron

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb verwoest
  • jij hebt verwoest
  • hij/zij/het heeft verwoest
  • wij hebben verwoest
  • jullie hebben verwoest
  • zij hebben verwoest

Pretérito perfecto compuesto

  • yo he destruido
  • has destruido
  • él/ella ha destruido
  • nosotros hemos destruido
  • vosotros habéis destruido
  • ellos/ellas han destruido

Voltooid verleden tijd

  • ik had verwoest
  • jij had verwoest
  • hij/zij/het had verwoest
  • wij hadden verwoest
  • jullie hadden verwoest
  • zij hadden verwoest

Pluscuamperfecto

  • yo había destruido
  • habías destruido
  • él/ella había destruido
  • nosotros habíamos destruido
  • vosotros habíais destruido
  • ellos/ellas habían destruido

Toekomende tijd I

  • ik zal verwoesten
  • jij zult verwoesten
  • hij/zij/het zal verwoesten
  • wij zullen verwoesten
  • jullie zullen verwoesten
  • zij zullen verwoesten

Futuro I

  • yo destruiré
  • destruirás
  • él/ella destruirá
  • nosotros destruiremos
  • vosotros destruiréis
  • ellos/ellas destruirán

Toekomende tijd II

  • ik zal verwoest hebben
  • jij zult verwoest hebben
  • hij/zij/het zal verwoest hebben
  • wij zullen verwoest hebben
  • jullie zullen verwoest hebben
  • zij zullen verwoest hebben

Futuro perfecto

  • yo habré destruido
  • habrás destruido
  • él/ella habrá destruido
  • nosotros habremos destruido
  • vosotros habréis destruido
  • ellos/ellas habrán destruido

Conditionalis I

  • ik zou verwoesten
  • jij zou verwoesten
  • hij/zij/het zou verwoesten
  • wij zouden verwoesten
  • jullie zouden verwoesten
  • zij zouden verwoesten

Condicional

  • yo destruiría
  • destruirías
  • él/ella destruiría
  • nosotros destruiríamos
  • vosotros destruiríais
  • ellos/ellas destruirían

Conditionalis II

  • ik zou hebben verwoest
  • jij zou hebben verwoest
  • hij/zij/het zou hebben verwoest
  • wij zouden hebben verwoest
  • jullie zouden hebben verwoest
  • zij zouden hebben verwoest

Condicional perfecto

  • yo habría destruido
  • habrías destruido
  • él/ella habría destruido
  • nosotros habríamos destruido
  • vosotros habríais destruido
  • ellos/ellas habrían destruido

Imperatief

  • jij verwoest
  • jullie verwoest

Imperativo presente

  • destruye
  • vosotros destruid

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van verwoesten