Vervoeging van verzoeken
Onbepaalde wijs (infinitief): verzoeken
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik verzoek
- jij verzoekt
- hij/zij/het verzoekt
- wij verzoeken
- jullie verzoeken
- zij verzoeken
Indicativo presente
- yo tiento
- tú tientas
- él/ella tienta
- nosotros tentamos
- vosotros tentáis
- ellos/ellas tientan
Onvoltooid verleden tijd
- ik verzocht
- jij verzocht
- hij/zij/het verzocht
- wij verzochten
- jullie verzochten
- zij verzochten
Indefinido
- yo tenté
- tú tentaste
- él/ella tentó
- nosotros tentamos
- vosotros tentasteis
- ellos/ellas tentaron
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb verzocht
- jij hebt verzocht
- hij/zij/het heeft verzocht
- wij hebben verzocht
- jullie hebben verzocht
- zij hebben verzocht
Pretérito perfecto compuesto
- yo he tentado
- tú has tentado
- él/ella ha tentado
- nosotros hemos tentado
- vosotros habéis tentado
- ellos/ellas han tentado
Voltooid verleden tijd
- ik had verzocht
- jij had verzocht
- hij/zij/het had verzocht
- wij hadden verzocht
- jullie hadden verzocht
- zij hadden verzocht
Pluscuamperfecto
- yo había tentado
- tú habías tentado
- él/ella había tentado
- nosotros habíamos tentado
- vosotros habíais tentado
- ellos/ellas habían tentado
Toekomende tijd I
- ik zal verzoeken
- jij zult verzoeken
- hij/zij/het zal verzoeken
- wij zullen verzoeken
- jullie zullen verzoeken
- zij zullen verzoeken
Futuro I
- yo tentaré
- tú tentarás
- él/ella tentará
- nosotros tentaremos
- vosotros tentaréis
- ellos/ellas tentarán
Toekomende tijd II
- ik zal verzocht hebben
- jij zult verzocht hebben
- hij/zij/het zal verzocht hebben
- wij zullen verzocht hebben
- jullie zullen verzocht hebben
- zij zullen verzocht hebben
Futuro perfecto
- yo habré tentado
- tú habrás tentado
- él/ella habrá tentado
- nosotros habremos tentado
- vosotros habréis tentado
- ellos/ellas habrán tentado
Conditionalis I
- ik zou verzoeken
- jij zou verzoeken
- hij/zij/het zou verzoeken
- wij zouden verzoeken
- jullie zouden verzoeken
- zij zouden verzoeken
Condicional
- yo tentaría
- tú tentarías
- él/ella tentaría
- nosotros tentaríamos
- vosotros tentaríais
- ellos/ellas tentarían
Conditionalis II
- ik zou hebben verzocht
- jij zou hebben verzocht
- hij/zij/het zou hebben verzocht
- wij zouden hebben verzocht
- jullie zouden hebben verzocht
- zij zouden hebben verzocht
Condicional perfecto
- yo habría tentado
- tú habrías tentado
- él/ella habría tentado
- nosotros habríamos tentado
- vosotros habríais tentado
- ellos/ellas habrían tentado
Imperatief
- jij verzoek
- jullie verzoekt
Imperativo presente
- tú tienta
- vosotros tentad