Vervoeging van vierendelen

Onbepaalde wijs (infinitief): vierendelen

Vertaling: descuartizar

Nederlands

Spaans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik vierendeel
  • jij vierendeelt
  • hij/zij/het vierendeelt
  • wij vierendelen
  • jullie vierendelen
  • zij vierendelen

Indicativo presente

  • yo descuartizo
  • descuartizas
  • él/ella descuartiza
  • nosotros descuartizamos
  • vosotros descuartizáis
  • ellos/ellas descuartizan

Onvoltooid verleden tijd

  • ik vierendeelde
  • jij vierendeelde
  • hij/zij/het vierendeelde
  • wij vierendeelden
  • jullie vierendeelden
  • zij vierendeelden

Indefinido

  • yo descuarticé
  • descuartizaste
  • él/ella descuartizó
  • nosotros descuartizamos
  • vosotros descuartizasteis
  • ellos/ellas descuartizaron

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gevierendeeld
  • jij hebt gevierendeeld
  • hij/zij/het heeft gevierendeeld
  • wij hebben gevierendeeld
  • jullie hebben gevierendeeld
  • zij hebben gevierendeeld

Pretérito perfecto compuesto

  • yo he descuartizado
  • has descuartizado
  • él/ella ha descuartizado
  • nosotros hemos descuartizado
  • vosotros habéis descuartizado
  • ellos/ellas han descuartizado

Voltooid verleden tijd

  • ik had gevierendeeld
  • jij had gevierendeeld
  • hij/zij/het had gevierendeeld
  • wij hadden gevierendeeld
  • jullie hadden gevierendeeld
  • zij hadden gevierendeeld

Pluscuamperfecto

  • yo había descuartizado
  • habías descuartizado
  • él/ella había descuartizado
  • nosotros habíamos descuartizado
  • vosotros habíais descuartizado
  • ellos/ellas habían descuartizado

Toekomende tijd I

  • ik zal vierendelen
  • jij zult vierendelen
  • hij/zij/het zal vierendelen
  • wij zullen vierendelen
  • jullie zullen vierendelen
  • zij zullen vierendelen

Futuro I

  • yo descuartizaré
  • descuartizarás
  • él/ella descuartizará
  • nosotros descuartizaremos
  • vosotros descuartizaréis
  • ellos/ellas descuartizarán

Toekomende tijd II

  • ik zal gevierendeeld hebben
  • jij zult gevierendeeld hebben
  • hij/zij/het zal gevierendeeld hebben
  • wij zullen gevierendeeld hebben
  • jullie zullen gevierendeeld hebben
  • zij zullen gevierendeeld hebben

Futuro perfecto

  • yo habré descuartizado
  • habrás descuartizado
  • él/ella habrá descuartizado
  • nosotros habremos descuartizado
  • vosotros habréis descuartizado
  • ellos/ellas habrán descuartizado

Conditionalis I

  • ik zou vierendelen
  • jij zou vierendelen
  • hij/zij/het zou vierendelen
  • wij zouden vierendelen
  • jullie zouden vierendelen
  • zij zouden vierendelen

Condicional

  • yo descuartizaría
  • descuartizarías
  • él/ella descuartizaría
  • nosotros descuartizaríamos
  • vosotros descuartizaríais
  • ellos/ellas descuartizarían

Conditionalis II

  • ik zou hebben gevierendeeld
  • jij zou hebben gevierendeeld
  • hij/zij/het zou hebben gevierendeeld
  • wij zouden hebben gevierendeeld
  • jullie zouden hebben gevierendeeld
  • zij zouden hebben gevierendeeld

Condicional perfecto

  • yo habría descuartizado
  • habrías descuartizado
  • él/ella habría descuartizado
  • nosotros habríamos descuartizado
  • vosotros habríais descuartizado
  • ellos/ellas habrían descuartizado

Imperatief

  • jij vierendeel
  • jullie vierendeelt

Imperativo presente

  • descuartiza
  • vosotros descuartizad

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van vierendelen