Vervoeging van vlaggen
Er is helaas geen Spaanse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik vlag
- jij vlagt
- hij/zij/het vlagt
- wij vlaggen
- jullie vlaggen
- zij vlaggen
Onvoltooid verleden tijd
- ik vlagde
- jij vlagde
- hij/zij/het vlagde
- wij vlagden
- jullie vlagden
- zij vlagden
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gevlagd
- jij hebt gevlagd
- hij/zij/het heeft gevlagd
- wij hebben gevlagd
- jullie hebben gevlagd
- zij hebben gevlagd
Voltooid verleden tijd
- ik had gevlagd
- jij had gevlagd
- hij/zij/het had gevlagd
- wij hadden gevlagd
- jullie hadden gevlagd
- zij hadden gevlagd
Toekomende tijd I
- ik zal vlaggen
- jij zult vlaggen
- hij/zij/het zal vlaggen
- wij zullen vlaggen
- jullie zullen vlaggen
- zij zullen vlaggen
Toekomende tijd II
- ik zal gevlagd hebben
- jij zult gevlagd hebben
- hij/zij/het zal gevlagd hebben
- wij zullen gevlagd hebben
- jullie zullen gevlagd hebben
- zij zullen gevlagd hebben
Conditionalis I
- ik zou vlaggen
- jij zou vlaggen
- hij/zij/het zou vlaggen
- wij zouden vlaggen
- jullie zouden vlaggen
- zij zouden vlaggen
Conditionalis II
- ik zou hebben gevlagd
- jij zou hebben gevlagd
- hij/zij/het zou hebben gevlagd
- wij zouden hebben gevlagd
- jullie zouden hebben gevlagd
- zij zouden hebben gevlagd
Imperatief
- jij vlag
- jullie vlagt