Vervoeging van volstapelen

Onbepaalde wijs (infinitief): volstapelen

Er is helaas geen Spaanse vertaling gevonden.

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik stapel vol
    • jij stapelt vol
    • hij/zij/het stapelt vol
    • wij stapelen vol
    • jullie stapelen vol
    • zij stapelen vol
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik stapelde vol
    • jij stapelde vol
    • hij/zij/het stapelde vol
    • wij stapelden vol
    • jullie stapelden vol
    • zij stapelden vol
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb volgestapeld
    • jij hebt volgestapeld
    • hij/zij/het heeft volgestapeld
    • wij hebben volgestapeld
    • jullie hebben volgestapeld
    • zij hebben volgestapeld
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had volgestapeld
    • jij had volgestapeld
    • hij/zij/het had volgestapeld
    • wij hadden volgestapeld
    • jullie hadden volgestapeld
    • zij hadden volgestapeld
  • Toekomende tijd I

    • ik zal volstapelen
    • jij zult volstapelen
    • hij/zij/het zal volstapelen
    • wij zullen volstapelen
    • jullie zullen volstapelen
    • zij zullen volstapelen
  • Toekomende tijd II

    • ik zal volgestapeld hebben
    • jij zult volgestapeld hebben
    • hij/zij/het zal volgestapeld hebben
    • wij zullen volgestapeld hebben
    • jullie zullen volgestapeld hebben
    • zij zullen volgestapeld hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou volstapelen
    • jij zou volstapelen
    • hij/zij/het zou volstapelen
    • wij zouden volstapelen
    • jullie zouden volstapelen
    • zij zouden volstapelen
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben volgestapeld
    • jij zou hebben volgestapeld
    • hij/zij/het zou hebben volgestapeld
    • wij zouden hebben volgestapeld
    • jullie zouden hebben volgestapeld
    • zij zouden hebben volgestapeld
  • Imperatief

    • jij stapel vol
    • jullie stapelt vol