Vervoeging van voortspruiten
Onbepaalde wijs (infinitief): voortspruiten
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik spruit voort
- jij spruit voort
- hij/zij/het spruit voort
- wij spruiten voort
- jullie spruiten voort
- zij spruiten voort
Indicativo presente
- yo resulto
- tú resultas
- él/ella resulta
- nosotros resultamos
- vosotros resultáis
- ellos/ellas resultan
Onvoltooid verleden tijd
- ik sproot voort
- jij sproot voort
- hij/zij/het sproot voort
- wij sproten voort
- jullie sproten voort
- zij sproten voort
Indefinido
- yo resulté
- tú resultaste
- él/ella resultó
- nosotros resultamos
- vosotros resultasteis
- ellos/ellas resultaron
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik ben voortgesproten
- jij bent voortgesproten
- hij/zij/het is voortgesproten
- wij zijn voortgesproten
- jullie zijn voortgesproten
- zij zijn voortgesproten
Pretérito perfecto compuesto
- yo he resultado
- tú has resultado
- él/ella ha resultado
- nosotros hemos resultado
- vosotros habéis resultado
- ellos/ellas han resultado
Voltooid verleden tijd
- ik was voortgesproten
- jij was voortgesproten
- hij/zij/het was voortgesproten
- wij waren voortgesproten
- jullie waren voortgesproten
- zij waren voortgesproten
Pluscuamperfecto
- yo había resultado
- tú habías resultado
- él/ella había resultado
- nosotros habíamos resultado
- vosotros habíais resultado
- ellos/ellas habían resultado
Toekomende tijd I
- ik zal voortspruiten
- jij zult voortspruiten
- hij/zij/het zal voortspruiten
- wij zullen voortspruiten
- jullie zullen voortspruiten
- zij zullen voortspruiten
Futuro I
- yo resultaré
- tú resultarás
- él/ella resultará
- nosotros resultaremos
- vosotros resultaréis
- ellos/ellas resultarán
Toekomende tijd II
- ik zal voortgesproten zijn
- jij zult voortgesproten zijn
- hij/zij/het zal voortgesproten zijn
- wij zullen voortgesproten zijn
- jullie zullen voortgesproten zijn
- zij zullen voortgesproten zijn
Futuro perfecto
- yo habré resultado
- tú habrás resultado
- él/ella habrá resultado
- nosotros habremos resultado
- vosotros habréis resultado
- ellos/ellas habrán resultado
Conditionalis I
- ik zou voortspruiten
- jij zou voortspruiten
- hij/zij/het zou voortspruiten
- wij zouden voortspruiten
- jullie zouden voortspruiten
- zij zouden voortspruiten
Condicional
- yo resultaría
- tú resultarías
- él/ella resultaría
- nosotros resultaríamos
- vosotros resultaríais
- ellos/ellas resultarían
Conditionalis II
- ik zou zijn voortgesproten
- jij zou zijn voortgesproten
- hij/zij/het zou zijn voortgesproten
- wij zouden zijn voortgesproten
- jullie zouden zijn voortgesproten
- zij zouden zijn voortgesproten
Condicional perfecto
- yo habría resultado
- tú habrías resultado
- él/ella habría resultado
- nosotros habríamos resultado
- vosotros habríais resultado
- ellos/ellas habrían resultado