Vervoeging van vozen
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik voos
- jij voost
- hij/zij/het voost
- wij vozen
- jullie vozen
- zij vozen
Indicativo presente
- yo chingo
- tú chingas
- él/ella chinga
- nosotros chingamos
- vosotros chingáis
- ellos/ellas chingan
Onvoltooid verleden tijd
- ik voosde
- jij voosde
- hij/zij/het voosde
- wij voosden
- jullie voosden
- zij voosden
Indefinido
- yo chingué
- tú chingaste
- él/ella chingó
- nosotros chingamos
- vosotros chingasteis
- ellos/ellas chingaron
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gevoosd
- jij hebt gevoosd
- hij/zij/het heeft gevoosd
- wij hebben gevoosd
- jullie hebben gevoosd
- zij hebben gevoosd
Pretérito perfecto compuesto
- yo he chingado
- tú has chingado
- él/ella ha chingado
- nosotros hemos chingado
- vosotros habéis chingado
- ellos/ellas han chingado
Voltooid verleden tijd
- ik had gevoosd
- jij had gevoosd
- hij/zij/het had gevoosd
- wij hadden gevoosd
- jullie hadden gevoosd
- zij hadden gevoosd
Pluscuamperfecto
- yo había chingado
- tú habías chingado
- él/ella había chingado
- nosotros habíamos chingado
- vosotros habíais chingado
- ellos/ellas habían chingado
Toekomende tijd I
- ik zal vozen
- jij zult vozen
- hij/zij/het zal vozen
- wij zullen vozen
- jullie zullen vozen
- zij zullen vozen
Futuro I
- yo chingaré
- tú chingarás
- él/ella chingará
- nosotros chingaremos
- vosotros chingaréis
- ellos/ellas chingarán
Toekomende tijd II
- ik zal gevoosd hebben
- jij zult gevoosd hebben
- hij/zij/het zal gevoosd hebben
- wij zullen gevoosd hebben
- jullie zullen gevoosd hebben
- zij zullen gevoosd hebben
Futuro perfecto
- yo habré chingado
- tú habrás chingado
- él/ella habrá chingado
- nosotros habremos chingado
- vosotros habréis chingado
- ellos/ellas habrán chingado
Conditionalis I
- ik zou vozen
- jij zou vozen
- hij/zij/het zou vozen
- wij zouden vozen
- jullie zouden vozen
- zij zouden vozen
Condicional
- yo chingaría
- tú chingarías
- él/ella chingaría
- nosotros chingaríamos
- vosotros chingaríais
- ellos/ellas chingarían
Conditionalis II
- ik zou hebben gevoosd
- jij zou hebben gevoosd
- hij/zij/het zou hebben gevoosd
- wij zouden hebben gevoosd
- jullie zouden hebben gevoosd
- zij zouden hebben gevoosd
Condicional perfecto
- yo habría chingado
- tú habrías chingado
- él/ella habría chingado
- nosotros habríamos chingado
- vosotros habríais chingado
- ellos/ellas habrían chingado
Imperatief
- jij voos
- jullie voost
Imperativo presente
- tú chinga
- vosotros chingad