Vervoeging van waarschuwen
Onbepaalde wijs (infinitief): waarschuwen
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik waarschuw
- jij waarschuwt
- hij/zij/het waarschuwt
- wij waarschuwen
- jullie waarschuwen
- zij waarschuwen
Indicativo presente
- yo aviso
- tú avisas
- él/ella avisa
- nosotros avisamos
- vosotros avisáis
- ellos/ellas avisan
Onvoltooid verleden tijd
- ik waarschuwde
- jij waarschuwde
- hij/zij/het waarschuwde
- wij waarschuwden
- jullie waarschuwden
- zij waarschuwden
Indefinido
- yo avisé
- tú avisaste
- él/ella avisó
- nosotros avisamos
- vosotros avisasteis
- ellos/ellas avisaron
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gewaarschuwd
- jij hebt gewaarschuwd
- hij/zij/het heeft gewaarschuwd
- wij hebben gewaarschuwd
- jullie hebben gewaarschuwd
- zij hebben gewaarschuwd
Pretérito perfecto compuesto
- yo he avisado
- tú has avisado
- él/ella ha avisado
- nosotros hemos avisado
- vosotros habéis avisado
- ellos/ellas han avisado
Voltooid verleden tijd
- ik had gewaarschuwd
- jij had gewaarschuwd
- hij/zij/het had gewaarschuwd
- wij hadden gewaarschuwd
- jullie hadden gewaarschuwd
- zij hadden gewaarschuwd
Pluscuamperfecto
- yo había avisado
- tú habías avisado
- él/ella había avisado
- nosotros habíamos avisado
- vosotros habíais avisado
- ellos/ellas habían avisado
Toekomende tijd I
- ik zal waarschuwen
- jij zult waarschuwen
- hij/zij/het zal waarschuwen
- wij zullen waarschuwen
- jullie zullen waarschuwen
- zij zullen waarschuwen
Futuro I
- yo avisaré
- tú avisarás
- él/ella avisará
- nosotros avisaremos
- vosotros avisaréis
- ellos/ellas avisarán
Toekomende tijd II
- ik zal gewaarschuwd hebben
- jij zult gewaarschuwd hebben
- hij/zij/het zal gewaarschuwd hebben
- wij zullen gewaarschuwd hebben
- jullie zullen gewaarschuwd hebben
- zij zullen gewaarschuwd hebben
Futuro perfecto
- yo habré avisado
- tú habrás avisado
- él/ella habrá avisado
- nosotros habremos avisado
- vosotros habréis avisado
- ellos/ellas habrán avisado
Conditionalis I
- ik zou waarschuwen
- jij zou waarschuwen
- hij/zij/het zou waarschuwen
- wij zouden waarschuwen
- jullie zouden waarschuwen
- zij zouden waarschuwen
Condicional
- yo avisaría
- tú avisarías
- él/ella avisaría
- nosotros avisaríamos
- vosotros avisaríais
- ellos/ellas avisarían
Conditionalis II
- ik zou hebben gewaarschuwd
- jij zou hebben gewaarschuwd
- hij/zij/het zou hebben gewaarschuwd
- wij zouden hebben gewaarschuwd
- jullie zouden hebben gewaarschuwd
- zij zouden hebben gewaarschuwd
Condicional perfecto
- yo habría avisado
- tú habrías avisado
- él/ella habría avisado
- nosotros habríamos avisado
- vosotros habríais avisado
- ellos/ellas habrían avisado
Imperatief
- jij waarschuw
- jullie waarschuwt
Imperativo presente
- tú avisa
- vosotros avisad