Vervoeging van wegen
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik weeg
- jij weegt
- hij/zij/het weegt
- wij wegen
- jullie wegen
- zij wegen
Indicativo presente
- yo peso
- tú pesas
- él/ella pesa
- nosotros pesamos
- vosotros pesáis
- ellos/ellas pesan
Onvoltooid verleden tijd
- ik woog
- jij woog
- hij/zij/het woog
- wij wogen
- jullie wogen
- zij wogen
Indefinido
- yo pesé
- tú pesaste
- él/ella pesó
- nosotros pesamos
- vosotros pesasteis
- ellos/ellas pesaron
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gewogen
- jij hebt gewogen
- hij/zij/het heeft gewogen
- wij hebben gewogen
- jullie hebben gewogen
- zij hebben gewogen
Pretérito perfecto compuesto
- yo he pesado
- tú has pesado
- él/ella ha pesado
- nosotros hemos pesado
- vosotros habéis pesado
- ellos/ellas han pesado
Voltooid verleden tijd
- ik had gewogen
- jij had gewogen
- hij/zij/het had gewogen
- wij hadden gewogen
- jullie hadden gewogen
- zij hadden gewogen
Pluscuamperfecto
- yo había pesado
- tú habías pesado
- él/ella había pesado
- nosotros habíamos pesado
- vosotros habíais pesado
- ellos/ellas habían pesado
Toekomende tijd I
- ik zal wegen
- jij zult wegen
- hij/zij/het zal wegen
- wij zullen wegen
- jullie zullen wegen
- zij zullen wegen
Futuro I
- yo pesaré
- tú pesarás
- él/ella pesará
- nosotros pesaremos
- vosotros pesaréis
- ellos/ellas pesarán
Toekomende tijd II
- ik zal gewogen hebben
- jij zult gewogen hebben
- hij/zij/het zal gewogen hebben
- wij zullen gewogen hebben
- jullie zullen gewogen hebben
- zij zullen gewogen hebben
Futuro perfecto
- yo habré pesado
- tú habrás pesado
- él/ella habrá pesado
- nosotros habremos pesado
- vosotros habréis pesado
- ellos/ellas habrán pesado
Conditionalis I
- ik zou wegen
- jij zou wegen
- hij/zij/het zou wegen
- wij zouden wegen
- jullie zouden wegen
- zij zouden wegen
Condicional
- yo pesaría
- tú pesarías
- él/ella pesaría
- nosotros pesaríamos
- vosotros pesaríais
- ellos/ellas pesarían
Conditionalis II
- ik zou hebben gewogen
- jij zou hebben gewogen
- hij/zij/het zou hebben gewogen
- wij zouden hebben gewogen
- jullie zouden hebben gewogen
- zij zouden hebben gewogen
Condicional perfecto
- yo habría pesado
- tú habrías pesado
- él/ella habría pesado
- nosotros habríamos pesado
- vosotros habríais pesado
- ellos/ellas habrían pesado
Imperatief
- jij weeg
- jullie weegt
Imperativo presente
- tú pesa
- vosotros pesad