Vervoeging van wegvoeren
Onbepaalde wijs (infinitief): wegvoeren
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik voer weg
- jij voert weg
- hij/zij/het voert weg
- wij voeren weg
- jullie voeren weg
- zij voeren weg
Indicativo presente
- yo desvío
- tú desvías
- él/ella desvía
- nosotros desviamos
- vosotros desviáis
- ellos/ellas desvían
Onvoltooid verleden tijd
- ik voerde weg
- jij voerde weg
- hij/zij/het voerde weg
- wij voerden weg
- jullie voerden weg
- zij voerden weg
Indefinido
- yo desvié
- tú desviaste
- él/ella desvió
- nosotros desviamos
- vosotros desviasteis
- ellos/ellas desviaron
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb weggevoerd
- jij hebt weggevoerd
- hij/zij/het heeft weggevoerd
- wij hebben weggevoerd
- jullie hebben weggevoerd
- zij hebben weggevoerd
Pretérito perfecto compuesto
- yo he desviado
- tú has desviado
- él/ella ha desviado
- nosotros hemos desviado
- vosotros habéis desviado
- ellos/ellas han desviado
Voltooid verleden tijd
- ik had weggevoerd
- jij had weggevoerd
- hij/zij/het had weggevoerd
- wij hadden weggevoerd
- jullie hadden weggevoerd
- zij hadden weggevoerd
Pluscuamperfecto
- yo había desviado
- tú habías desviado
- él/ella había desviado
- nosotros habíamos desviado
- vosotros habíais desviado
- ellos/ellas habían desviado
Toekomende tijd I
- ik zal wegvoeren
- jij zult wegvoeren
- hij/zij/het zal wegvoeren
- wij zullen wegvoeren
- jullie zullen wegvoeren
- zij zullen wegvoeren
Futuro I
- yo desviaré
- tú desviarás
- él/ella desviará
- nosotros desviaremos
- vosotros desviaréis
- ellos/ellas desviarán
Toekomende tijd II
- ik zal weggevoerd hebben
- jij zult weggevoerd hebben
- hij/zij/het zal weggevoerd hebben
- wij zullen weggevoerd hebben
- jullie zullen weggevoerd hebben
- zij zullen weggevoerd hebben
Futuro perfecto
- yo habré desviado
- tú habrás desviado
- él/ella habrá desviado
- nosotros habremos desviado
- vosotros habréis desviado
- ellos/ellas habrán desviado
Conditionalis I
- ik zou wegvoeren
- jij zou wegvoeren
- hij/zij/het zou wegvoeren
- wij zouden wegvoeren
- jullie zouden wegvoeren
- zij zouden wegvoeren
Condicional
- yo desviaría
- tú desviarías
- él/ella desviaría
- nosotros desviaríamos
- vosotros desviaríais
- ellos/ellas desviarían
Conditionalis II
- ik zou hebben weggevoerd
- jij zou hebben weggevoerd
- hij/zij/het zou hebben weggevoerd
- wij zouden hebben weggevoerd
- jullie zouden hebben weggevoerd
- zij zouden hebben weggevoerd
Condicional perfecto
- yo habría desviado
- tú habrías desviado
- él/ella habría desviado
- nosotros habríamos desviado
- vosotros habríais desviado
- ellos/ellas habrían desviado
Imperatief
- jij voer weg
- jullie voert weg
Imperativo presente
- tú desvía
- vosotros desviad