Vervoeging van zoeken
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik zoek
- jij zoekt
- hij/zij/het zoekt
- wij zoeken
- jullie zoeken
- zij zoeken
Indicativo presente
- yo procuro
- tú procuras
- él/ella procura
- nosotros procuramos
- vosotros procuráis
- ellos/ellas procuran
Onvoltooid verleden tijd
- ik zocht
- jij zocht
- hij/zij/het zocht
- wij zochten
- jullie zochten
- zij zochten
Indefinido
- yo procuré
- tú procuraste
- él/ella procuró
- nosotros procuramos
- vosotros procurasteis
- ellos/ellas procuraron
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gezocht
- jij hebt gezocht
- hij/zij/het heeft gezocht
- wij hebben gezocht
- jullie hebben gezocht
- zij hebben gezocht
Pretérito perfecto compuesto
- yo he procurado
- tú has procurado
- él/ella ha procurado
- nosotros hemos procurado
- vosotros habéis procurado
- ellos/ellas han procurado
Voltooid verleden tijd
- ik had gezocht
- jij had gezocht
- hij/zij/het had gezocht
- wij hadden gezocht
- jullie hadden gezocht
- zij hadden gezocht
Pluscuamperfecto
- yo había procurado
- tú habías procurado
- él/ella había procurado
- nosotros habíamos procurado
- vosotros habíais procurado
- ellos/ellas habían procurado
Toekomende tijd I
- ik zal zoeken
- jij zult zoeken
- hij/zij/het zal zoeken
- wij zullen zoeken
- jullie zullen zoeken
- zij zullen zoeken
Futuro I
- yo procuraré
- tú procurarás
- él/ella procurará
- nosotros procuraremos
- vosotros procuraréis
- ellos/ellas procurarán
Toekomende tijd II
- ik zal gezocht hebben
- jij zult gezocht hebben
- hij/zij/het zal gezocht hebben
- wij zullen gezocht hebben
- jullie zullen gezocht hebben
- zij zullen gezocht hebben
Futuro perfecto
- yo habré procurado
- tú habrás procurado
- él/ella habrá procurado
- nosotros habremos procurado
- vosotros habréis procurado
- ellos/ellas habrán procurado
Conditionalis I
- ik zou zoeken
- jij zou zoeken
- hij/zij/het zou zoeken
- wij zouden zoeken
- jullie zouden zoeken
- zij zouden zoeken
Condicional
- yo procuraría
- tú procurarías
- él/ella procuraría
- nosotros procuraríamos
- vosotros procuraríais
- ellos/ellas procurarían
Conditionalis II
- ik zou hebben gezocht
- jij zou hebben gezocht
- hij/zij/het zou hebben gezocht
- wij zouden hebben gezocht
- jullie zouden hebben gezocht
- zij zouden hebben gezocht
Condicional perfecto
- yo habría procurado
- tú habrías procurado
- él/ella habría procurado
- nosotros habríamos procurado
- vosotros habríais procurado
- ellos/ellas habrían procurado
Imperatief
- jij zoek
- jullie zoekt
Imperativo presente
- tú procura
- vosotros procurad