Vervoeging van zouten

Nederlands

Spaans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik zout
  • jij zout
  • hij/zij/het zout
  • wij zouten
  • jullie zouten
  • zij zouten

Indicativo presente

  • yo adobo
  • adobas
  • él/ella adoba
  • nosotros adobamos
  • vosotros adobáis
  • ellos/ellas adoban

Onvoltooid verleden tijd

  • ik zoutte
  • jij zoutte
  • hij/zij/het zoutte
  • wij zoutten
  • jullie zoutten
  • zij zoutten

Indefinido

  • yo adobé
  • adobaste
  • él/ella adobó
  • nosotros adobamos
  • vosotros adobasteis
  • ellos/ellas adobaron

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gezouten
  • jij hebt gezouten
  • hij/zij/het heeft gezouten
  • wij hebben gezouten
  • jullie hebben gezouten
  • zij hebben gezouten

Pretérito perfecto compuesto

  • yo he adobado
  • has adobado
  • él/ella ha adobado
  • nosotros hemos adobado
  • vosotros habéis adobado
  • ellos/ellas han adobado

Voltooid verleden tijd

  • ik had gezouten
  • jij had gezouten
  • hij/zij/het had gezouten
  • wij hadden gezouten
  • jullie hadden gezouten
  • zij hadden gezouten

Pluscuamperfecto

  • yo había adobado
  • habías adobado
  • él/ella había adobado
  • nosotros habíamos adobado
  • vosotros habíais adobado
  • ellos/ellas habían adobado

Toekomende tijd I

  • ik zal zouten
  • jij zult zouten
  • hij/zij/het zal zouten
  • wij zullen zouten
  • jullie zullen zouten
  • zij zullen zouten

Futuro I

  • yo adobaré
  • adobarás
  • él/ella adobará
  • nosotros adobaremos
  • vosotros adobaréis
  • ellos/ellas adobarán

Toekomende tijd II

  • ik zal gezouten hebben
  • jij zult gezouten hebben
  • hij/zij/het zal gezouten hebben
  • wij zullen gezouten hebben
  • jullie zullen gezouten hebben
  • zij zullen gezouten hebben

Futuro perfecto

  • yo habré adobado
  • habrás adobado
  • él/ella habrá adobado
  • nosotros habremos adobado
  • vosotros habréis adobado
  • ellos/ellas habrán adobado

Conditionalis I

  • ik zou zouten
  • jij zou zouten
  • hij/zij/het zou zouten
  • wij zouden zouten
  • jullie zouden zouten
  • zij zouden zouten

Condicional

  • yo adobaría
  • adobarías
  • él/ella adobaría
  • nosotros adobaríamos
  • vosotros adobaríais
  • ellos/ellas adobarían

Conditionalis II

  • ik zou hebben gezouten
  • jij zou hebben gezouten
  • hij/zij/het zou hebben gezouten
  • wij zouden hebben gezouten
  • jullie zouden hebben gezouten
  • zij zouden hebben gezouten

Condicional perfecto

  • yo habría adobado
  • habrías adobado
  • él/ella habría adobado
  • nosotros habríamos adobado
  • vosotros habríais adobado
  • ellos/ellas habrían adobado

Imperatief

  • jij zout
  • jullie zout

Imperativo presente

  • adoba
  • vosotros adobad

Verwijzingen

Bekijk 2 definitie(s) van zouten