Vervoeging van vegen

Nederlands

Frans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik veeg
  • jij veegt
  • hij/zij/het veegt
  • wij vegen
  • jullie vegen
  • zij vegen

Présent

  • je balaye; balaie
  • tu balayes; balaies
  • il/elle balaye; balaie
  • nous balayons
  • vous balayez
  • ils/elles balayent; balaient

Onvoltooid verleden tijd

  • ik veegde
  • jij veegde
  • hij/zij/het veegde
  • wij veegden
  • jullie veegden
  • zij veegden

Indicatif imparfait

  • je balayais
  • tu balayais
  • il/elle balayait
  • nous balayions
  • vous balayiez
  • ils/elles balayaient

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb geveegd
  • jij hebt geveegd
  • hij/zij/het heeft geveegd
  • wij hebben geveegd
  • jullie hebben geveegd
  • zij hebben geveegd

Indicatif passé composé

  • j'ai balayé
  • tu as balayé
  • il/elle a balayé
  • nous avons balayé
  • vous avez balayé
  • ils/elles ont balayé

Voltooid verleden tijd

  • ik had geveegd
  • jij had geveegd
  • hij/zij/het had geveegd
  • wij hadden geveegd
  • jullie hadden geveegd
  • zij hadden geveegd

Indicatif plus-que-parfait

  • j'avais balayé
  • tu avais balayé
  • il/elle avait balayé
  • nous avions balayé
  • vous aviez balayé
  • ils/elles avaient balayé

Toekomende tijd I

  • ik zal vegen
  • jij zult vegen
  • hij/zij/het zal vegen
  • wij zullen vegen
  • jullie zullen vegen
  • zij zullen vegen

Indicatif futur

  • je balayerai; balaierai
  • tu balayeras; balaieras
  • il/elle balayera; balaiera
  • nous balayerons; balaierons
  • vous balayerez; balaierez
  • ils/elles balayeront; balaieront

Toekomende tijd II

  • ik zal geveegd hebben
  • jij zult geveegd hebben
  • hij/zij/het zal geveegd hebben
  • wij zullen geveegd hebben
  • jullie zullen geveegd hebben
  • zij zullen geveegd hebben

Indicatif futur antérieur

  • j'aurai balayé
  • tu auras balayé
  • il/elle aura balayé
  • nous aurons balayé
  • vous aurez balayé
  • ils/elles auront balayé

Conditionalis I

  • ik zou vegen
  • jij zou vegen
  • hij/zij/het zou vegen
  • wij zouden vegen
  • jullie zouden vegen
  • zij zouden vegen

Conditionnel présent

  • je balayerais; balaierais
  • tu balayerais; balaierais
  • il/elle balayerait; balaierait
  • nous balayerions; balaierions
  • vous balayeriez; balaieriez
  • ils/elles balayeraient; balaieraient

Conditionalis II

  • ik zou hebben geveegd
  • jij zou hebben geveegd
  • hij/zij/het zou hebben geveegd
  • wij zouden hebben geveegd
  • jullie zouden hebben geveegd
  • zij zouden hebben geveegd

Conditionnel passé (1ère forme)

  • j'aurais balayé
  • tu aurais balayé
  • il/elle aurait balayé
  • nous aurions balayé
  • vous auriez balayé
  • ils/elles auraient balayé

Imperatief

  • jij veeg
  • jullie veegt

Impératif

  • tu balaye; balaie
  • vous balayez

Verwijzingen

Bekijk 3 definitie(s) van vegen