Vervoeging van aanbieden
Onbepaalde wijs (infinitief): aanbieden
Nederlands
Frans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik bied aan
- jij biedt aan
- hij/zij/het biedt aan
- wij bieden aan
- jullie bieden aan
- zij bieden aan
Présent
- j'offre
- tu offres
- il/elle offre
- nous offrons
- vous offrez
- ils/elles offrent
Onvoltooid verleden tijd
- ik bood aan
- jij bood aan
- hij/zij/het bood aan
- wij boden aan
- jullie boden aan
- zij boden aan
Indicatif imparfait
- j'offrais
- tu offrais
- il/elle offrait
- nous offrions
- vous offriez
- ils/elles offraient
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb aangeboden
- jij hebt aangeboden
- hij/zij/het heeft aangeboden
- wij hebben aangeboden
- jullie hebben aangeboden
- zij hebben aangeboden
Indicatif passé composé
- j'ai offert
- tu as offert
- il/elle a offert
- nous avons offert
- vous avez offert
- ils/elles ont offert
Voltooid verleden tijd
- ik had aangeboden
- jij had aangeboden
- hij/zij/het had aangeboden
- wij hadden aangeboden
- jullie hadden aangeboden
- zij hadden aangeboden
Indicatif plus-que-parfait
- j'avais offert
- tu avais offert
- il/elle avait offert
- nous avions offert
- vous aviez offert
- ils/elles avaient offert
Toekomende tijd I
- ik zal aanbieden
- jij zult aanbieden
- hij/zij/het zal aanbieden
- wij zullen aanbieden
- jullie zullen aanbieden
- zij zullen aanbieden
Indicatif futur
- j'offrirai
- tu offriras
- il/elle offrira
- nous offrirons
- vous offrirez
- ils/elles offriront
Toekomende tijd II
- ik zal aangeboden hebben
- jij zult aangeboden hebben
- hij/zij/het zal aangeboden hebben
- wij zullen aangeboden hebben
- jullie zullen aangeboden hebben
- zij zullen aangeboden hebben
Indicatif futur antérieur
- j'aurai offert
- tu auras offert
- il/elle aura offert
- nous aurons offert
- vous aurez offert
- ils/elles auront offert
Conditionalis I
- ik zou aanbieden
- jij zou aanbieden
- hij/zij/het zou aanbieden
- wij zouden aanbieden
- jullie zouden aanbieden
- zij zouden aanbieden
Conditionnel présent
- j'offrirais
- tu offrirais
- il/elle offrirait
- nous offririons
- vous offririez
- ils/elles offriraient
Conditionalis II
- ik zou hebben aangeboden
- jij zou hebben aangeboden
- hij/zij/het zou hebben aangeboden
- wij zouden hebben aangeboden
- jullie zouden hebben aangeboden
- zij zouden hebben aangeboden
Conditionnel passé (1ère forme)
- j'aurais offert
- tu aurais offert
- il/elle aurait offert
- nous aurions offert
- vous auriez offert
- ils/elles auraient offert
Imperatief
- jij bied aan
- jullie biedt aan
Impératif
- tu offre
- vous offrez