Vervoeging van aanklagen

Vertaling: accuser

Nederlands

Frans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik klaag aan
  • jij klaagt aan
  • hij/zij/het klaagt aan
  • wij klagen aan
  • jullie klagen aan
  • zij klagen aan

Présent

  • j'accuse
  • tu accuses
  • il/elle accuse
  • nous accusons
  • vous accusez
  • ils/elles accusent

Onvoltooid verleden tijd

  • ik klaagde aan
  • jij klaagde aan
  • hij/zij/het klaagde aan
  • wij klaagden aan
  • jullie klaagden aan
  • zij klaagden aan

Indicatif imparfait

  • j'accusais
  • tu accusais
  • il/elle accusait
  • nous accusions
  • vous accusiez
  • ils/elles accusaient

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb aangeklaagd
  • jij hebt aangeklaagd
  • hij/zij/het heeft aangeklaagd
  • wij hebben aangeklaagd
  • jullie hebben aangeklaagd
  • zij hebben aangeklaagd

Indicatif passé composé

  • j'ai accusé
  • tu as accusé
  • il/elle a accusé
  • nous avons accusé
  • vous avez accusé
  • ils/elles ont accusé

Voltooid verleden tijd

  • ik had aangeklaagd
  • jij had aangeklaagd
  • hij/zij/het had aangeklaagd
  • wij hadden aangeklaagd
  • jullie hadden aangeklaagd
  • zij hadden aangeklaagd

Indicatif plus-que-parfait

  • j'avais accusé
  • tu avais accusé
  • il/elle avait accusé
  • nous avions accusé
  • vous aviez accusé
  • ils/elles avaient accusé

Toekomende tijd I

  • ik zal aanklagen
  • jij zult aanklagen
  • hij/zij/het zal aanklagen
  • wij zullen aanklagen
  • jullie zullen aanklagen
  • zij zullen aanklagen

Indicatif futur

  • j'accuserai
  • tu accuseras
  • il/elle accusera
  • nous accuserons
  • vous accuserez
  • ils/elles accuseront

Toekomende tijd II

  • ik zal aangeklaagd hebben
  • jij zult aangeklaagd hebben
  • hij/zij/het zal aangeklaagd hebben
  • wij zullen aangeklaagd hebben
  • jullie zullen aangeklaagd hebben
  • zij zullen aangeklaagd hebben

Indicatif futur antérieur

  • j'aurai accusé
  • tu auras accusé
  • il/elle aura accusé
  • nous aurons accusé
  • vous aurez accusé
  • ils/elles auront accusé

Conditionalis I

  • ik zou aanklagen
  • jij zou aanklagen
  • hij/zij/het zou aanklagen
  • wij zouden aanklagen
  • jullie zouden aanklagen
  • zij zouden aanklagen

Conditionnel présent

  • j'accuserais
  • tu accuserais
  • il/elle accuserait
  • nous accuserions
  • vous accuseriez
  • ils/elles accuseraient

Conditionalis II

  • ik zou hebben aangeklaagd
  • jij zou hebben aangeklaagd
  • hij/zij/het zou hebben aangeklaagd
  • wij zouden hebben aangeklaagd
  • jullie zouden hebben aangeklaagd
  • zij zouden hebben aangeklaagd

Conditionnel passé (1ère forme)

  • j'aurais accusé
  • tu aurais accusé
  • il/elle aurait accusé
  • nous aurions accusé
  • vous auriez accusé
  • ils/elles auraient accusé

Imperatief

  • jij klaag aan
  • jullie klaagt aan

Impératif

  • tu accuse
  • vous accusez

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van aanklagen