Vervoeging van aankopen
Onbepaalde wijs (infinitief): aankopen
Nederlands
Frans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik koop aan
- jij koopt aan
- hij/zij/het koopt aan
- wij kopen aan
- jullie kopen aan
- zij kopen aan
Présent
- j'achète
- tu achètes
- il/elle achète
- nous achetons
- vous achetez
- ils/elles achètent
Onvoltooid verleden tijd
- ik kocht aan
- jij kocht aan
- hij/zij/het kocht aan
- wij kochten aan
- jullie kochten aan
- zij kochten aan
Indicatif imparfait
- j'achetais
- tu achetais
- il/elle achetait
- nous achetions
- vous achetiez
- ils/elles achetaient
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb aangekocht
- jij hebt aangekocht
- hij/zij/het heeft aangekocht
- wij hebben aangekocht
- jullie hebben aangekocht
- zij hebben aangekocht
Indicatif passé composé
- j'ai acheté
- tu as acheté
- il/elle a acheté
- nous avons acheté
- vous avez acheté
- ils/elles ont acheté
Voltooid verleden tijd
- ik had aangekocht
- jij had aangekocht
- hij/zij/het had aangekocht
- wij hadden aangekocht
- jullie hadden aangekocht
- zij hadden aangekocht
Indicatif plus-que-parfait
- j'avais acheté
- tu avais acheté
- il/elle avait acheté
- nous avions acheté
- vous aviez acheté
- ils/elles avaient acheté
Toekomende tijd I
- ik zal aankopen
- jij zult aankopen
- hij/zij/het zal aankopen
- wij zullen aankopen
- jullie zullen aankopen
- zij zullen aankopen
Indicatif futur
- j'achèterai
- tu achèteras
- il/elle achètera
- nous achèterons
- vous achèterez
- ils/elles achèteront
Toekomende tijd II
- ik zal aangekocht hebben
- jij zult aangekocht hebben
- hij/zij/het zal aangekocht hebben
- wij zullen aangekocht hebben
- jullie zullen aangekocht hebben
- zij zullen aangekocht hebben
Indicatif futur antérieur
- j'aurai acheté
- tu auras acheté
- il/elle aura acheté
- nous aurons acheté
- vous aurez acheté
- ils/elles auront acheté
Conditionalis I
- ik zou aankopen
- jij zou aankopen
- hij/zij/het zou aankopen
- wij zouden aankopen
- jullie zouden aankopen
- zij zouden aankopen
Conditionnel présent
- j'achèterais
- tu achèterais
- il/elle achèterait
- nous achèterions
- vous achèteriez
- ils/elles achèteraient
Conditionalis II
- ik zou hebben aangekocht
- jij zou hebben aangekocht
- hij/zij/het zou hebben aangekocht
- wij zouden hebben aangekocht
- jullie zouden hebben aangekocht
- zij zouden hebben aangekocht
Conditionnel passé (1ère forme)
- j'aurais acheté
- tu aurais acheté
- il/elle aurait acheté
- nous aurions acheté
- vous auriez acheté
- ils/elles auraient acheté
Imperatief
- jij koop aan
- jullie koopt aan
Impératif
- tu achète
- vous achetez