Vervoeging van aantekenen
Onbepaalde wijs (infinitief): aantekenen
Nederlands
Frans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik teken aan
- jij tekent aan
- hij/zij/het tekent aan
- wij tekenen aan
- jullie tekenen aan
- zij tekenen aan
Présent
- je recommande
- tu recommandes
- il/elle recommande
- nous recommandons
- vous recommandez
- ils/elles recommandent
Onvoltooid verleden tijd
- ik tekende aan
- jij tekende aan
- hij/zij/het tekende aan
- wij tekenden aan
- jullie tekenden aan
- zij tekenden aan
Indicatif imparfait
- je recommandais
- tu recommandais
- il/elle recommandait
- nous recommandions
- vous recommandiez
- ils/elles recommandaient
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb aangetekend
- jij hebt aangetekend
- hij/zij/het heeft aangetekend
- wij hebben aangetekend
- jullie hebben aangetekend
- zij hebben aangetekend
Indicatif passé composé
- j'ai recommandé
- tu as recommandé
- il/elle a recommandé
- nous avons recommandé
- vous avez recommandé
- ils/elles ont recommandé
Voltooid verleden tijd
- ik had aangetekend
- jij had aangetekend
- hij/zij/het had aangetekend
- wij hadden aangetekend
- jullie hadden aangetekend
- zij hadden aangetekend
Indicatif plus-que-parfait
- j'avais recommandé
- tu avais recommandé
- il/elle avait recommandé
- nous avions recommandé
- vous aviez recommandé
- ils/elles avaient recommandé
Toekomende tijd I
- ik zal aantekenen
- jij zult aantekenen
- hij/zij/het zal aantekenen
- wij zullen aantekenen
- jullie zullen aantekenen
- zij zullen aantekenen
Indicatif futur
- je recommanderai
- tu recommanderas
- il/elle recommandera
- nous recommanderons
- vous recommanderez
- ils/elles recommanderont
Toekomende tijd II
- ik zal aangetekend hebben
- jij zult aangetekend hebben
- hij/zij/het zal aangetekend hebben
- wij zullen aangetekend hebben
- jullie zullen aangetekend hebben
- zij zullen aangetekend hebben
Indicatif futur antérieur
- j'aurai recommandé
- tu auras recommandé
- il/elle aura recommandé
- nous aurons recommandé
- vous aurez recommandé
- ils/elles auront recommandé
Conditionalis I
- ik zou aantekenen
- jij zou aantekenen
- hij/zij/het zou aantekenen
- wij zouden aantekenen
- jullie zouden aantekenen
- zij zouden aantekenen
Conditionnel présent
- je recommanderais
- tu recommanderais
- il/elle recommanderait
- nous recommanderions
- vous recommanderiez
- ils/elles recommanderaient
Conditionalis II
- ik zou hebben aangetekend
- jij zou hebben aangetekend
- hij/zij/het zou hebben aangetekend
- wij zouden hebben aangetekend
- jullie zouden hebben aangetekend
- zij zouden hebben aangetekend
Conditionnel passé (1ère forme)
- j'aurais recommandé
- tu aurais recommandé
- il/elle aurait recommandé
- nous aurions recommandé
- vous auriez recommandé
- ils/elles auraient recommandé
Imperatief
- jij teken aan
- jullie tekent aan
Impératif
- tu recommande
- vous recommandez