Vervoeging van achterlopen

Onbepaalde wijs (infinitief): achterlopen

Vertaling: tarder

Nederlands

Frans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik loop achter
  • jij loopt achter
  • hij/zij/het loopt achter
  • wij lopen achter
  • jullie lopen achter
  • zij lopen achter

Présent

  • je tarde
  • tu tardes
  • il/elle tarde
  • nous tardons
  • vous tardez
  • ils/elles tardent

Onvoltooid verleden tijd

  • ik liep achter
  • jij liep achter
  • hij/zij/het liep achter
  • wij liepen achter
  • jullie liepen achter
  • zij liepen achter

Indicatif imparfait

  • je tardais
  • tu tardais
  • il/elle tardait
  • nous tardions
  • vous tardiez
  • ils/elles tardaient

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb achtergelopen
  • jij hebt achtergelopen
  • hij/zij/het heeft achtergelopen
  • wij hebben achtergelopen
  • jullie hebben achtergelopen
  • zij hebben achtergelopen

Indicatif passé composé

  • j'ai tardé
  • tu as tardé
  • il/elle a tardé
  • nous avons tardé
  • vous avez tardé
  • ils/elles ont tardé

Voltooid verleden tijd

  • ik had achtergelopen
  • jij had achtergelopen
  • hij/zij/het had achtergelopen
  • wij hadden achtergelopen
  • jullie hadden achtergelopen
  • zij hadden achtergelopen

Indicatif plus-que-parfait

  • j'avais tardé
  • tu avais tardé
  • il/elle avait tardé
  • nous avions tardé
  • vous aviez tardé
  • ils/elles avaient tardé

Toekomende tijd I

  • ik zal achterlopen
  • jij zult achterlopen
  • hij/zij/het zal achterlopen
  • wij zullen achterlopen
  • jullie zullen achterlopen
  • zij zullen achterlopen

Indicatif futur

  • je tarderai
  • tu tarderas
  • il/elle tardera
  • nous tarderons
  • vous tarderez
  • ils/elles tarderont

Toekomende tijd II

  • ik zal achtergelopen hebben
  • jij zult achtergelopen hebben
  • hij/zij/het zal achtergelopen hebben
  • wij zullen achtergelopen hebben
  • jullie zullen achtergelopen hebben
  • zij zullen achtergelopen hebben

Indicatif futur antérieur

  • j'aurai tardé
  • tu auras tardé
  • il/elle aura tardé
  • nous aurons tardé
  • vous aurez tardé
  • ils/elles auront tardé

Conditionalis I

  • ik zou achterlopen
  • jij zou achterlopen
  • hij/zij/het zou achterlopen
  • wij zouden achterlopen
  • jullie zouden achterlopen
  • zij zouden achterlopen

Conditionnel présent

  • je tarderais
  • tu tarderais
  • il/elle tarderait
  • nous tarderions
  • vous tarderiez
  • ils/elles tarderaient

Conditionalis II

  • ik zou hebben achtergelopen
  • jij zou hebben achtergelopen
  • hij/zij/het zou hebben achtergelopen
  • wij zouden hebben achtergelopen
  • jullie zouden hebben achtergelopen
  • zij zouden hebben achtergelopen

Conditionnel passé (1ère forme)

  • j'aurais tardé
  • tu aurais tardé
  • il/elle aurait tardé
  • nous aurions tardé
  • vous auriez tardé
  • ils/elles auraient tardé

Imperatief

  • jij loop achter
  • jullie loopt achter

Impératif

  • tu tarde
  • vous tardez

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van achterlopen