Vervoeging van afdanken
Onbepaalde wijs (infinitief): afdanken
Nederlands
Frans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik dank af
- jij dankt af
- hij/zij/het dankt af
- wij danken af
- jullie danken af
- zij danken af
Présent
- je licencie
- tu licencies
- il/elle licencie
- nous licencions
- vous licenciez
- ils/elles licencient
Onvoltooid verleden tijd
- ik dankte af
- jij dankte af
- hij/zij/het dankte af
- wij dankten af
- jullie dankten af
- zij dankten af
Indicatif imparfait
- je licenciais
- tu licenciais
- il/elle licenciait
- nous licenciions
- vous licenciiez
- ils/elles licenciaient
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb afgedankt
- jij hebt afgedankt
- hij/zij/het heeft afgedankt
- wij hebben afgedankt
- jullie hebben afgedankt
- zij hebben afgedankt
Indicatif passé composé
- j'ai licencié
- tu as licencié
- il/elle a licencié
- nous avons licencié
- vous avez licencié
- ils/elles ont licencié
Voltooid verleden tijd
- ik had afgedankt
- jij had afgedankt
- hij/zij/het had afgedankt
- wij hadden afgedankt
- jullie hadden afgedankt
- zij hadden afgedankt
Indicatif plus-que-parfait
- j'avais licencié
- tu avais licencié
- il/elle avait licencié
- nous avions licencié
- vous aviez licencié
- ils/elles avaient licencié
Toekomende tijd I
- ik zal afdanken
- jij zult afdanken
- hij/zij/het zal afdanken
- wij zullen afdanken
- jullie zullen afdanken
- zij zullen afdanken
Indicatif futur
- je licencierai
- tu licencieras
- il/elle licenciera
- nous licencierons
- vous licencierez
- ils/elles licencieront
Toekomende tijd II
- ik zal afgedankt hebben
- jij zult afgedankt hebben
- hij/zij/het zal afgedankt hebben
- wij zullen afgedankt hebben
- jullie zullen afgedankt hebben
- zij zullen afgedankt hebben
Indicatif futur antérieur
- j'aurai licencié
- tu auras licencié
- il/elle aura licencié
- nous aurons licencié
- vous aurez licencié
- ils/elles auront licencié
Conditionalis I
- ik zou afdanken
- jij zou afdanken
- hij/zij/het zou afdanken
- wij zouden afdanken
- jullie zouden afdanken
- zij zouden afdanken
Conditionnel présent
- je licencierais
- tu licencierais
- il/elle licencierait
- nous licencierions
- vous licencieriez
- ils/elles licencieraient
Conditionalis II
- ik zou hebben afgedankt
- jij zou hebben afgedankt
- hij/zij/het zou hebben afgedankt
- wij zouden hebben afgedankt
- jullie zouden hebben afgedankt
- zij zouden hebben afgedankt
Conditionnel passé (1ère forme)
- j'aurais licencié
- tu aurais licencié
- il/elle aurait licencié
- nous aurions licencié
- vous auriez licencié
- ils/elles auraient licencié
Imperatief
- jij dank af
- jullie dankt af
Impératif
- tu licencie
- vous licenciez