Vervoeging van afduikelen
Onbepaalde wijs (infinitief): afduikelen
Er is helaas geen Franse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik duikel af
- jij duikelt af
- hij/zij/het duikelt af
- wij duikelen af
- jullie duikelen af
- zij duikelen af
Onvoltooid verleden tijd
- ik duikelde af
- jij duikelde af
- hij/zij/het duikelde af
- wij duikelden af
- jullie duikelden af
- zij duikelden af
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik ben afgeduikeld
- jij bent afgeduikeld
- hij/zij/het is afgeduikeld
- wij zijn afgeduikeld
- jullie zijn afgeduikeld
- zij zijn afgeduikeld
Voltooid verleden tijd
- ik was afgeduikeld
- jij was afgeduikeld
- hij/zij/het was afgeduikeld
- wij waren afgeduikeld
- jullie waren afgeduikeld
- zij waren afgeduikeld
Toekomende tijd I
- ik zal afduikelen
- jij zult afduikelen
- hij/zij/het zal afduikelen
- wij zullen afduikelen
- jullie zullen afduikelen
- zij zullen afduikelen
Toekomende tijd II
- ik zal afgeduikeld zijn
- jij zult afgeduikeld zijn
- hij/zij/het zal afgeduikeld zijn
- wij zullen afgeduikeld zijn
- jullie zullen afgeduikeld zijn
- zij zullen afgeduikeld zijn
Conditionalis I
- ik zou afduikelen
- jij zou afduikelen
- hij/zij/het zou afduikelen
- wij zouden afduikelen
- jullie zouden afduikelen
- zij zouden afduikelen
Conditionalis II
- ik zou zijn afgeduikeld
- jij zou zijn afgeduikeld
- hij/zij/het zou zijn afgeduikeld
- wij zouden zijn afgeduikeld
- jullie zouden zijn afgeduikeld
- zij zouden zijn afgeduikeld
Imperatief
- jij duikel af
- jullie duikelt af