Vervoeging van afharen
Er is helaas geen Franse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik haar af
- jij haart af
- hij/zij/het haart af
- wij haren af
- jullie haren af
- zij haren af
Onvoltooid verleden tijd
- ik haarde af
- jij haarde af
- hij/zij/het haarde af
- wij haarden af
- jullie haarden af
- zij haarden af
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb afgehaard
- jij hebt afgehaard
- hij/zij/het heeft afgehaard
- wij hebben afgehaard
- jullie hebben afgehaard
- zij hebben afgehaard
Voltooid verleden tijd
- ik had afgehaard
- jij had afgehaard
- hij/zij/het had afgehaard
- wij hadden afgehaard
- jullie hadden afgehaard
- zij hadden afgehaard
Toekomende tijd I
- ik zal afharen
- jij zult afharen
- hij/zij/het zal afharen
- wij zullen afharen
- jullie zullen afharen
- zij zullen afharen
Toekomende tijd II
- ik zal afgehaard hebben
- jij zult afgehaard hebben
- hij/zij/het zal afgehaard hebben
- wij zullen afgehaard hebben
- jullie zullen afgehaard hebben
- zij zullen afgehaard hebben
Conditionalis I
- ik zou afharen
- jij zou afharen
- hij/zij/het zou afharen
- wij zouden afharen
- jullie zouden afharen
- zij zouden afharen
Conditionalis II
- ik zou hebben afgehaard
- jij zou hebben afgehaard
- hij/zij/het zou hebben afgehaard
- wij zouden hebben afgehaard
- jullie zouden hebben afgehaard
- zij zouden hebben afgehaard
Imperatief
- jij haar af
- jullie haart af