Vervoeging van afhouden
Onbepaalde wijs (infinitief): afhouden
Er is helaas geen Franse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik houd af
- jij houdt af
- hij/zij/het houdt af
- wij houden af
- jullie houden af
- zij houden af
Onvoltooid verleden tijd
- ik hield af
- jij hield af
- hij/zij/het hield af
- wij hielden af
- jullie hielden af
- zij hielden af
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb afgehouden
- jij hebt afgehouden
- hij/zij/het heeft afgehouden
- wij hebben afgehouden
- jullie hebben afgehouden
- zij hebben afgehouden
Voltooid verleden tijd
- ik had afgehouden
- jij had afgehouden
- hij/zij/het had afgehouden
- wij hadden afgehouden
- jullie hadden afgehouden
- zij hadden afgehouden
Toekomende tijd I
- ik zal afhouden
- jij zult afhouden
- hij/zij/het zal afhouden
- wij zullen afhouden
- jullie zullen afhouden
- zij zullen afhouden
Toekomende tijd II
- ik zal afgehouden hebben
- jij zult afgehouden hebben
- hij/zij/het zal afgehouden hebben
- wij zullen afgehouden hebben
- jullie zullen afgehouden hebben
- zij zullen afgehouden hebben
Conditionalis I
- ik zou afhouden
- jij zou afhouden
- hij/zij/het zou afhouden
- wij zouden afhouden
- jullie zouden afhouden
- zij zouden afhouden
Conditionalis II
- ik zou hebben afgehouden
- jij zou hebben afgehouden
- hij/zij/het zou hebben afgehouden
- wij zouden hebben afgehouden
- jullie zouden hebben afgehouden
- zij zouden hebben afgehouden
Imperatief
- jij houd af
- jullie houdt af