Vervoeging van afwinnen
Onbepaalde wijs (infinitief): afwinnen
Er is helaas geen Franse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik win af
- jij wint af
- hij/zij/het wint af
- wij winnen af
- jullie winnen af
- zij winnen af
Onvoltooid verleden tijd
- ik won af
- jij won af
- hij/zij/het won af
- wij wonnen af
- jullie wonnen af
- zij wonnen af
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb afgewonnen
- jij hebt afgewonnen
- hij/zij/het heeft afgewonnen
- wij hebben afgewonnen
- jullie hebben afgewonnen
- zij hebben afgewonnen
Voltooid verleden tijd
- ik had afgewonnen
- jij had afgewonnen
- hij/zij/het had afgewonnen
- wij hadden afgewonnen
- jullie hadden afgewonnen
- zij hadden afgewonnen
Toekomende tijd I
- ik zal afwinnen
- jij zult afwinnen
- hij/zij/het zal afwinnen
- wij zullen afwinnen
- jullie zullen afwinnen
- zij zullen afwinnen
Toekomende tijd II
- ik zal afgewonnen hebben
- jij zult afgewonnen hebben
- hij/zij/het zal afgewonnen hebben
- wij zullen afgewonnen hebben
- jullie zullen afgewonnen hebben
- zij zullen afgewonnen hebben
Conditionalis I
- ik zou afwinnen
- jij zou afwinnen
- hij/zij/het zou afwinnen
- wij zouden afwinnen
- jullie zouden afwinnen
- zij zouden afwinnen
Conditionalis II
- ik zou hebben afgewonnen
- jij zou hebben afgewonnen
- hij/zij/het zou hebben afgewonnen
- wij zouden hebben afgewonnen
- jullie zouden hebben afgewonnen
- zij zouden hebben afgewonnen
Imperatief
- jij win af
- jullie wint af