Vervoeging van articuleren
Onbepaalde wijs (infinitief): articuleren
Er is helaas geen Franse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik articuleer
- jij articuleert
- hij/zij/het articuleert
- wij articuleren
- jullie articuleren
- zij articuleren
Onvoltooid verleden tijd
- ik articuleerde
- jij articuleerde
- hij/zij/het articuleerde
- wij articuleerden
- jullie articuleerden
- zij articuleerden
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gearticuleerd
- jij hebt gearticuleerd
- hij/zij/het heeft gearticuleerd
- wij hebben gearticuleerd
- jullie hebben gearticuleerd
- zij hebben gearticuleerd
Voltooid verleden tijd
- ik had gearticuleerd
- jij had gearticuleerd
- hij/zij/het had gearticuleerd
- wij hadden gearticuleerd
- jullie hadden gearticuleerd
- zij hadden gearticuleerd
Toekomende tijd I
- ik zal articuleren
- jij zult articuleren
- hij/zij/het zal articuleren
- wij zullen articuleren
- jullie zullen articuleren
- zij zullen articuleren
Toekomende tijd II
- ik zal gearticuleerd hebben
- jij zult gearticuleerd hebben
- hij/zij/het zal gearticuleerd hebben
- wij zullen gearticuleerd hebben
- jullie zullen gearticuleerd hebben
- zij zullen gearticuleerd hebben
Conditionalis I
- ik zou articuleren
- jij zou articuleren
- hij/zij/het zou articuleren
- wij zouden articuleren
- jullie zouden articuleren
- zij zouden articuleren
Conditionalis II
- ik zou hebben gearticuleerd
- jij zou hebben gearticuleerd
- hij/zij/het zou hebben gearticuleerd
- wij zouden hebben gearticuleerd
- jullie zouden hebben gearticuleerd
- zij zouden hebben gearticuleerd
Imperatief
- jij articuleer
- jullie articuleert