Vervoeging van bebouwen
Onbepaalde wijs (infinitief): bebouwen
Nederlands
Frans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik bebouw
- jij bebouwt
- hij/zij/het bebouwt
- wij bebouwen
- jullie bebouwen
- zij bebouwen
Présent
- je cultive
- tu cultives
- il/elle cultive
- nous cultivons
- vous cultivez
- ils/elles cultivent
Onvoltooid verleden tijd
- ik bebouwde
- jij bebouwde
- hij/zij/het bebouwde
- wij bebouwden
- jullie bebouwden
- zij bebouwden
Indicatif imparfait
- je cultivais
- tu cultivais
- il/elle cultivait
- nous cultivions
- vous cultiviez
- ils/elles cultivaient
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb bebouwd
- jij hebt bebouwd
- hij/zij/het heeft bebouwd
- wij hebben bebouwd
- jullie hebben bebouwd
- zij hebben bebouwd
Indicatif passé composé
- j'ai cultivé
- tu as cultivé
- il/elle a cultivé
- nous avons cultivé
- vous avez cultivé
- ils/elles ont cultivé
Voltooid verleden tijd
- ik had bebouwd
- jij had bebouwd
- hij/zij/het had bebouwd
- wij hadden bebouwd
- jullie hadden bebouwd
- zij hadden bebouwd
Indicatif plus-que-parfait
- j'avais cultivé
- tu avais cultivé
- il/elle avait cultivé
- nous avions cultivé
- vous aviez cultivé
- ils/elles avaient cultivé
Toekomende tijd I
- ik zal bebouwen
- jij zult bebouwen
- hij/zij/het zal bebouwen
- wij zullen bebouwen
- jullie zullen bebouwen
- zij zullen bebouwen
Indicatif futur
- je cultiverai
- tu cultiveras
- il/elle cultivera
- nous cultiverons
- vous cultiverez
- ils/elles cultiveront
Toekomende tijd II
- ik zal bebouwd hebben
- jij zult bebouwd hebben
- hij/zij/het zal bebouwd hebben
- wij zullen bebouwd hebben
- jullie zullen bebouwd hebben
- zij zullen bebouwd hebben
Indicatif futur antérieur
- j'aurai cultivé
- tu auras cultivé
- il/elle aura cultivé
- nous aurons cultivé
- vous aurez cultivé
- ils/elles auront cultivé
Conditionalis I
- ik zou bebouwen
- jij zou bebouwen
- hij/zij/het zou bebouwen
- wij zouden bebouwen
- jullie zouden bebouwen
- zij zouden bebouwen
Conditionnel présent
- je cultiverais
- tu cultiverais
- il/elle cultiverait
- nous cultiverions
- vous cultiveriez
- ils/elles cultiveraient
Conditionalis II
- ik zou hebben bebouwd
- jij zou hebben bebouwd
- hij/zij/het zou hebben bebouwd
- wij zouden hebben bebouwd
- jullie zouden hebben bebouwd
- zij zouden hebben bebouwd
Conditionnel passé (1ère forme)
- j'aurais cultivé
- tu aurais cultivé
- il/elle aurait cultivé
- nous aurions cultivé
- vous auriez cultivé
- ils/elles auraient cultivé
Imperatief
- jij bebouw
- jullie bebouwt
Impératif
- tu cultive
- vous cultivez