Vervoeging van bekogelen

Vertaling: bombarder

Nederlands

Frans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik bekogel
  • jij bekogelt
  • hij/zij/het bekogelt
  • wij bekogelen
  • jullie bekogelen
  • zij bekogelen

Présent

  • je bombarde
  • tu bombardes
  • il/elle bombarde
  • nous bombardons
  • vous bombardez
  • ils/elles bombardent

Onvoltooid verleden tijd

  • ik bekogelde
  • jij bekogelde
  • hij/zij/het bekogelde
  • wij bekogelden
  • jullie bekogelden
  • zij bekogelden

Indicatif imparfait

  • je bombardais
  • tu bombardais
  • il/elle bombardait
  • nous bombardions
  • vous bombardiez
  • ils/elles bombardaient

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb bekogeld
  • jij hebt bekogeld
  • hij/zij/het heeft bekogeld
  • wij hebben bekogeld
  • jullie hebben bekogeld
  • zij hebben bekogeld

Indicatif passé composé

  • j'ai bombardé
  • tu as bombardé
  • il/elle a bombardé
  • nous avons bombardé
  • vous avez bombardé
  • ils/elles ont bombardé

Voltooid verleden tijd

  • ik had bekogeld
  • jij had bekogeld
  • hij/zij/het had bekogeld
  • wij hadden bekogeld
  • jullie hadden bekogeld
  • zij hadden bekogeld

Indicatif plus-que-parfait

  • j'avais bombardé
  • tu avais bombardé
  • il/elle avait bombardé
  • nous avions bombardé
  • vous aviez bombardé
  • ils/elles avaient bombardé

Toekomende tijd I

  • ik zal bekogelen
  • jij zult bekogelen
  • hij/zij/het zal bekogelen
  • wij zullen bekogelen
  • jullie zullen bekogelen
  • zij zullen bekogelen

Indicatif futur

  • je bombarderai
  • tu bombarderas
  • il/elle bombardera
  • nous bombarderons
  • vous bombarderez
  • ils/elles bombarderont

Toekomende tijd II

  • ik zal bekogeld hebben
  • jij zult bekogeld hebben
  • hij/zij/het zal bekogeld hebben
  • wij zullen bekogeld hebben
  • jullie zullen bekogeld hebben
  • zij zullen bekogeld hebben

Indicatif futur antérieur

  • j'aurai bombardé
  • tu auras bombardé
  • il/elle aura bombardé
  • nous aurons bombardé
  • vous aurez bombardé
  • ils/elles auront bombardé

Conditionalis I

  • ik zou bekogelen
  • jij zou bekogelen
  • hij/zij/het zou bekogelen
  • wij zouden bekogelen
  • jullie zouden bekogelen
  • zij zouden bekogelen

Conditionnel présent

  • je bombarderais
  • tu bombarderais
  • il/elle bombarderait
  • nous bombarderions
  • vous bombarderiez
  • ils/elles bombarderaient

Conditionalis II

  • ik zou hebben bekogeld
  • jij zou hebben bekogeld
  • hij/zij/het zou hebben bekogeld
  • wij zouden hebben bekogeld
  • jullie zouden hebben bekogeld
  • zij zouden hebben bekogeld

Conditionnel passé (1ère forme)

  • j'aurais bombardé
  • tu aurais bombardé
  • il/elle aurait bombardé
  • nous aurions bombardé
  • vous auriez bombardé
  • ils/elles auraient bombardé

Imperatief

  • jij bekogel
  • jullie bekogelt

Impératif

  • tu bombarde
  • vous bombardez

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van bekogelen