Vervoeging van belegeren

Vertaling: assiéger

Nederlands

Frans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik beleger
  • jij belegert
  • hij/zij/het belegert
  • wij belegeren
  • jullie belegeren
  • zij belegeren

Présent

  • j'assiège
  • tu assièges
  • il/elle assiège
  • nous assiégeons
  • vous assiégez
  • ils/elles assiègent

Onvoltooid verleden tijd

  • ik belegerde
  • jij belegerde
  • hij/zij/het belegerde
  • wij belegerden
  • jullie belegerden
  • zij belegerden

Indicatif imparfait

  • j'assiégeais
  • tu assiégeais
  • il/elle assiégeait
  • nous assiégions
  • vous assiégiez
  • ils/elles assiégeaient

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb belegerd
  • jij hebt belegerd
  • hij/zij/het heeft belegerd
  • wij hebben belegerd
  • jullie hebben belegerd
  • zij hebben belegerd

Indicatif passé composé

  • j'ai assiégé
  • tu as assiégé
  • il/elle a assiégé
  • nous avons assiégé
  • vous avez assiégé
  • ils/elles ont assiégé

Voltooid verleden tijd

  • ik had belegerd
  • jij had belegerd
  • hij/zij/het had belegerd
  • wij hadden belegerd
  • jullie hadden belegerd
  • zij hadden belegerd

Indicatif plus-que-parfait

  • j'avais assiégé
  • tu avais assiégé
  • il/elle avait assiégé
  • nous avions assiégé
  • vous aviez assiégé
  • ils/elles avaient assiégé

Toekomende tijd I

  • ik zal belegeren
  • jij zult belegeren
  • hij/zij/het zal belegeren
  • wij zullen belegeren
  • jullie zullen belegeren
  • zij zullen belegeren

Indicatif futur

  • j'assiégerai
  • tu assiégeras
  • il/elle assiégera
  • nous assiégerons
  • vous assiégerez
  • ils/elles assiégeront

Toekomende tijd II

  • ik zal belegerd hebben
  • jij zult belegerd hebben
  • hij/zij/het zal belegerd hebben
  • wij zullen belegerd hebben
  • jullie zullen belegerd hebben
  • zij zullen belegerd hebben

Indicatif futur antérieur

  • j'aurai assiégé
  • tu auras assiégé
  • il/elle aura assiégé
  • nous aurons assiégé
  • vous aurez assiégé
  • ils/elles auront assiégé

Conditionalis I

  • ik zou belegeren
  • jij zou belegeren
  • hij/zij/het zou belegeren
  • wij zouden belegeren
  • jullie zouden belegeren
  • zij zouden belegeren

Conditionnel présent

  • j'assiégerais
  • tu assiégerais
  • il/elle assiégerait
  • nous assiégerions
  • vous assiégeriez
  • ils/elles assiégeraient

Conditionalis II

  • ik zou hebben belegerd
  • jij zou hebben belegerd
  • hij/zij/het zou hebben belegerd
  • wij zouden hebben belegerd
  • jullie zouden hebben belegerd
  • zij zouden hebben belegerd

Conditionnel passé (1ère forme)

  • j'aurais assiégé
  • tu aurais assiégé
  • il/elle aurait assiégé
  • nous aurions assiégé
  • vous auriez assiégé
  • ils/elles auraient assiégé

Imperatief

  • jij beleger
  • jullie belegert

Impératif

  • tu assiège
  • vous assiégez

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van belegeren