Vervoeging van bemiddelen
Onbepaalde wijs (infinitief): bemiddelen
Nederlands
Frans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik bemiddel
- jij bemiddelt
- hij/zij/het bemiddelt
- wij bemiddelen
- jullie bemiddelen
- zij bemiddelen
Présent
- je procure
- tu procures
- il/elle procure
- nous procurons
- vous procurez
- ils/elles procurent
Onvoltooid verleden tijd
- ik bemiddelde
- jij bemiddelde
- hij/zij/het bemiddelde
- wij bemiddelden
- jullie bemiddelden
- zij bemiddelden
Indicatif imparfait
- je procurais
- tu procurais
- il/elle procurait
- nous procurions
- vous procuriez
- ils/elles procuraient
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb bemiddeld
- jij hebt bemiddeld
- hij/zij/het heeft bemiddeld
- wij hebben bemiddeld
- jullie hebben bemiddeld
- zij hebben bemiddeld
Indicatif passé composé
- j'ai procuré
- tu as procuré
- il/elle a procuré
- nous avons procuré
- vous avez procuré
- ils/elles ont procuré
Voltooid verleden tijd
- ik had bemiddeld
- jij had bemiddeld
- hij/zij/het had bemiddeld
- wij hadden bemiddeld
- jullie hadden bemiddeld
- zij hadden bemiddeld
Indicatif plus-que-parfait
- j'avais procuré
- tu avais procuré
- il/elle avait procuré
- nous avions procuré
- vous aviez procuré
- ils/elles avaient procuré
Toekomende tijd I
- ik zal bemiddelen
- jij zult bemiddelen
- hij/zij/het zal bemiddelen
- wij zullen bemiddelen
- jullie zullen bemiddelen
- zij zullen bemiddelen
Indicatif futur
- je procurerai
- tu procureras
- il/elle procurera
- nous procurerons
- vous procurerez
- ils/elles procureront
Toekomende tijd II
- ik zal bemiddeld hebben
- jij zult bemiddeld hebben
- hij/zij/het zal bemiddeld hebben
- wij zullen bemiddeld hebben
- jullie zullen bemiddeld hebben
- zij zullen bemiddeld hebben
Indicatif futur antérieur
- j'aurai procuré
- tu auras procuré
- il/elle aura procuré
- nous aurons procuré
- vous aurez procuré
- ils/elles auront procuré
Conditionalis I
- ik zou bemiddelen
- jij zou bemiddelen
- hij/zij/het zou bemiddelen
- wij zouden bemiddelen
- jullie zouden bemiddelen
- zij zouden bemiddelen
Conditionnel présent
- je procurerais
- tu procurerais
- il/elle procurerait
- nous procurerions
- vous procureriez
- ils/elles procureraient
Conditionalis II
- ik zou hebben bemiddeld
- jij zou hebben bemiddeld
- hij/zij/het zou hebben bemiddeld
- wij zouden hebben bemiddeld
- jullie zouden hebben bemiddeld
- zij zouden hebben bemiddeld
Conditionnel passé (1ère forme)
- j'aurais procuré
- tu aurais procuré
- il/elle aurait procuré
- nous aurions procuré
- vous auriez procuré
- ils/elles auraient procuré
Imperatief
- jij bemiddel
- jullie bemiddelt
Impératif
- tu procure
- vous procurez