Vervoeging van beschrijven
Onbepaalde wijs (infinitief): beschrijven
Nederlands
Frans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik beschrijf
- jij beschrijft
- hij/zij/het beschrijft
- wij beschrijven
- jullie beschrijven
- zij beschrijven
Présent
- je longe
- tu longes
- il/elle longe
- nous longeons
- vous longez
- ils/elles longent
Onvoltooid verleden tijd
- ik beschreef
- jij beschreef
- hij/zij/het beschreef
- wij beschreven
- jullie beschreven
- zij beschreven
Indicatif imparfait
- je longeais
- tu longeais
- il/elle longeait
- nous longions
- vous longiez
- ils/elles longeaient
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb beschreven
- jij hebt beschreven
- hij/zij/het heeft beschreven
- wij hebben beschreven
- jullie hebben beschreven
- zij hebben beschreven
Indicatif passé composé
- j'ai longé
- tu as longé
- il/elle a longé
- nous avons longé
- vous avez longé
- ils/elles ont longé
Voltooid verleden tijd
- ik had beschreven
- jij had beschreven
- hij/zij/het had beschreven
- wij hadden beschreven
- jullie hadden beschreven
- zij hadden beschreven
Indicatif plus-que-parfait
- j'avais longé
- tu avais longé
- il/elle avait longé
- nous avions longé
- vous aviez longé
- ils/elles avaient longé
Toekomende tijd I
- ik zal beschrijven
- jij zult beschrijven
- hij/zij/het zal beschrijven
- wij zullen beschrijven
- jullie zullen beschrijven
- zij zullen beschrijven
Indicatif futur
- je longerai
- tu longeras
- il/elle longera
- nous longerons
- vous longerez
- ils/elles longeront
Toekomende tijd II
- ik zal beschreven hebben
- jij zult beschreven hebben
- hij/zij/het zal beschreven hebben
- wij zullen beschreven hebben
- jullie zullen beschreven hebben
- zij zullen beschreven hebben
Indicatif futur antérieur
- j'aurai longé
- tu auras longé
- il/elle aura longé
- nous aurons longé
- vous aurez longé
- ils/elles auront longé
Conditionalis I
- ik zou beschrijven
- jij zou beschrijven
- hij/zij/het zou beschrijven
- wij zouden beschrijven
- jullie zouden beschrijven
- zij zouden beschrijven
Conditionnel présent
- je longerais
- tu longerais
- il/elle longerait
- nous longerions
- vous longeriez
- ils/elles longeraient
Conditionalis II
- ik zou hebben beschreven
- jij zou hebben beschreven
- hij/zij/het zou hebben beschreven
- wij zouden hebben beschreven
- jullie zouden hebben beschreven
- zij zouden hebben beschreven
Conditionnel passé (1ère forme)
- j'aurais longé
- tu aurais longé
- il/elle aurait longé
- nous aurions longé
- vous auriez longé
- ils/elles auraient longé
Imperatief
- jij beschrijf
- jullie beschrijft
Impératif
- tu longe
- vous longez