Vervoeging van beslaan
Nederlands
Frans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik besla
- jij beslaat
- hij/zij/het beslaat
- wij beslaan
- jullie beslaan
- zij beslaan
Présent
- je garnis
- tu garnis
- il/elle garnit
- nous garnissons
- vous garnissez
- ils/elles garnissent
Onvoltooid verleden tijd
- ik besloeg
- jij besloeg
- hij/zij/het besloeg
- wij besloegen
- jullie besloegen
- zij besloegen
Indicatif imparfait
- je garnissais
- tu garnissais
- il/elle garnissait
- nous garnissions
- vous garnissiez
- ils/elles garnissaient
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb beslagen
- jij hebt beslagen
- hij/zij/het heeft beslagen
- wij hebben beslagen
- jullie hebben beslagen
- zij hebben beslagen
Indicatif passé composé
- j'ai garni
- tu as garni
- il/elle a garni
- nous avons garni
- vous avez garni
- ils/elles ont garni
Voltooid verleden tijd
- ik had beslagen
- jij had beslagen
- hij/zij/het had beslagen
- wij hadden beslagen
- jullie hadden beslagen
- zij hadden beslagen
Indicatif plus-que-parfait
- j'avais garni
- tu avais garni
- il/elle avait garni
- nous avions garni
- vous aviez garni
- ils/elles avaient garni
Toekomende tijd I
- ik zal beslaan
- jij zult beslaan
- hij/zij/het zal beslaan
- wij zullen beslaan
- jullie zullen beslaan
- zij zullen beslaan
Indicatif futur
- je garnirai
- tu garniras
- il/elle garnira
- nous garnirons
- vous garnirez
- ils/elles garniront
Toekomende tijd II
- ik zal beslagen hebben
- jij zult beslagen hebben
- hij/zij/het zal beslagen hebben
- wij zullen beslagen hebben
- jullie zullen beslagen hebben
- zij zullen beslagen hebben
Indicatif futur antérieur
- j'aurai garni
- tu auras garni
- il/elle aura garni
- nous aurons garni
- vous aurez garni
- ils/elles auront garni
Conditionalis I
- ik zou beslaan
- jij zou beslaan
- hij/zij/het zou beslaan
- wij zouden beslaan
- jullie zouden beslaan
- zij zouden beslaan
Conditionnel présent
- je garnirais
- tu garnirais
- il/elle garnirait
- nous garnirions
- vous garniriez
- ils/elles garniraient
Conditionalis II
- ik zou hebben beslagen
- jij zou hebben beslagen
- hij/zij/het zou hebben beslagen
- wij zouden hebben beslagen
- jullie zouden hebben beslagen
- zij zouden hebben beslagen
Conditionnel passé (1ère forme)
- j'aurais garni
- tu aurais garni
- il/elle aurait garni
- nous aurions garni
- vous auriez garni
- ils/elles auraient garni
Imperatief
- jij besla
- jullie beslaat
Impératif
- tu garnis
- vous garnissez