Vervoeging van besluiten
Onbepaalde wijs (infinitief): besluiten
Nederlands
Frans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik besluit
- jij besluit
- hij/zij/het besluit
- wij besluiten
- jullie besluiten
- zij besluiten
Présent
- je décide
- tu décides
- il/elle décide
- nous décidons
- vous décidez
- ils/elles décident
Onvoltooid verleden tijd
- ik besloot
- jij besloot
- hij/zij/het besloot
- wij besloten
- jullie besloten
- zij besloten
Indicatif imparfait
- je décidais
- tu décidais
- il/elle décidait
- nous décidions
- vous décidiez
- ils/elles décidaient
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb besloten
- jij hebt besloten
- hij/zij/het heeft besloten
- wij hebben besloten
- jullie hebben besloten
- zij hebben besloten
Indicatif passé composé
- j'ai décidé
- tu as décidé
- il/elle a décidé
- nous avons décidé
- vous avez décidé
- ils/elles ont décidé
Voltooid verleden tijd
- ik had besloten
- jij had besloten
- hij/zij/het had besloten
- wij hadden besloten
- jullie hadden besloten
- zij hadden besloten
Indicatif plus-que-parfait
- j'avais décidé
- tu avais décidé
- il/elle avait décidé
- nous avions décidé
- vous aviez décidé
- ils/elles avaient décidé
Toekomende tijd I
- ik zal besluiten
- jij zult besluiten
- hij/zij/het zal besluiten
- wij zullen besluiten
- jullie zullen besluiten
- zij zullen besluiten
Indicatif futur
- je déciderai
- tu décideras
- il/elle décidera
- nous déciderons
- vous déciderez
- ils/elles décideront
Toekomende tijd II
- ik zal besloten hebben
- jij zult besloten hebben
- hij/zij/het zal besloten hebben
- wij zullen besloten hebben
- jullie zullen besloten hebben
- zij zullen besloten hebben
Indicatif futur antérieur
- j'aurai décidé
- tu auras décidé
- il/elle aura décidé
- nous aurons décidé
- vous aurez décidé
- ils/elles auront décidé
Conditionalis I
- ik zou besluiten
- jij zou besluiten
- hij/zij/het zou besluiten
- wij zouden besluiten
- jullie zouden besluiten
- zij zouden besluiten
Conditionnel présent
- je déciderais
- tu déciderais
- il/elle déciderait
- nous déciderions
- vous décideriez
- ils/elles décideraient
Conditionalis II
- ik zou hebben besloten
- jij zou hebben besloten
- hij/zij/het zou hebben besloten
- wij zouden hebben besloten
- jullie zouden hebben besloten
- zij zouden hebben besloten
Conditionnel passé (1ère forme)
- j'aurais décidé
- tu aurais décidé
- il/elle aurait décidé
- nous aurions décidé
- vous auriez décidé
- ils/elles auraient décidé
Imperatief
- jij besluit
- jullie besluit
Impératif
- tu décide
- vous décidez