Vervoeging van bespreken
Onbepaalde wijs (infinitief): bespreken
Nederlands
Frans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik bespreek
- jij bespreekt
- hij/zij/het bespreekt
- wij bespreken
- jullie bespreken
- zij bespreken
Présent
- je réserve
- tu réserves
- il/elle réserve
- nous réservons
- vous réservez
- ils/elles réservent
Onvoltooid verleden tijd
- ik besprak
- jij besprak
- hij/zij/het besprak
- wij bespraken
- jullie bespraken
- zij bespraken
Indicatif imparfait
- je réservais
- tu réservais
- il/elle réservait
- nous réservions
- vous réserviez
- ils/elles réservaient
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb besproken
- jij hebt besproken
- hij/zij/het heeft besproken
- wij hebben besproken
- jullie hebben besproken
- zij hebben besproken
Indicatif passé composé
- j'ai réservé
- tu as réservé
- il/elle a réservé
- nous avons réservé
- vous avez réservé
- ils/elles ont réservé
Voltooid verleden tijd
- ik had besproken
- jij had besproken
- hij/zij/het had besproken
- wij hadden besproken
- jullie hadden besproken
- zij hadden besproken
Indicatif plus-que-parfait
- j'avais réservé
- tu avais réservé
- il/elle avait réservé
- nous avions réservé
- vous aviez réservé
- ils/elles avaient réservé
Toekomende tijd I
- ik zal bespreken
- jij zult bespreken
- hij/zij/het zal bespreken
- wij zullen bespreken
- jullie zullen bespreken
- zij zullen bespreken
Indicatif futur
- je réserverai
- tu réserveras
- il/elle réservera
- nous réserverons
- vous réserverez
- ils/elles réserveront
Toekomende tijd II
- ik zal besproken hebben
- jij zult besproken hebben
- hij/zij/het zal besproken hebben
- wij zullen besproken hebben
- jullie zullen besproken hebben
- zij zullen besproken hebben
Indicatif futur antérieur
- j'aurai réservé
- tu auras réservé
- il/elle aura réservé
- nous aurons réservé
- vous aurez réservé
- ils/elles auront réservé
Conditionalis I
- ik zou bespreken
- jij zou bespreken
- hij/zij/het zou bespreken
- wij zouden bespreken
- jullie zouden bespreken
- zij zouden bespreken
Conditionnel présent
- je réserverais
- tu réserverais
- il/elle réserverait
- nous réserverions
- vous réserveriez
- ils/elles réserveraient
Conditionalis II
- ik zou hebben besproken
- jij zou hebben besproken
- hij/zij/het zou hebben besproken
- wij zouden hebben besproken
- jullie zouden hebben besproken
- zij zouden hebben besproken
Conditionnel passé (1ère forme)
- j'aurais réservé
- tu aurais réservé
- il/elle aurait réservé
- nous aurions réservé
- vous auriez réservé
- ils/elles auraient réservé
Imperatief
- jij bespreek
- jullie bespreekt
Impératif
- tu réserve
- vous réservez