Vervoeging van bestrooien
Onbepaalde wijs (infinitief): bestrooien
Nederlands
Frans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik bestrooi
- jij bestrooit
- hij/zij/het bestrooit
- wij bestrooien
- jullie bestrooien
- zij bestrooien
Présent
- je jonche
- tu jonches
- il/elle jonche
- nous jonchons
- vous jonchez
- ils/elles jonchent
Onvoltooid verleden tijd
- ik bestrooide
- jij bestrooide
- hij/zij/het bestrooide
- wij bestrooiden
- jullie bestrooiden
- zij bestrooiden
Indicatif imparfait
- je jonchais
- tu jonchais
- il/elle jonchait
- nous jonchions
- vous jonchiez
- ils/elles jonchaient
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb bestrooid
- jij hebt bestrooid
- hij/zij/het heeft bestrooid
- wij hebben bestrooid
- jullie hebben bestrooid
- zij hebben bestrooid
Indicatif passé composé
- j'ai jonché
- tu as jonché
- il/elle a jonché
- nous avons jonché
- vous avez jonché
- ils/elles ont jonché
Voltooid verleden tijd
- ik had bestrooid
- jij had bestrooid
- hij/zij/het had bestrooid
- wij hadden bestrooid
- jullie hadden bestrooid
- zij hadden bestrooid
Indicatif plus-que-parfait
- j'avais jonché
- tu avais jonché
- il/elle avait jonché
- nous avions jonché
- vous aviez jonché
- ils/elles avaient jonché
Toekomende tijd I
- ik zal bestrooien
- jij zult bestrooien
- hij/zij/het zal bestrooien
- wij zullen bestrooien
- jullie zullen bestrooien
- zij zullen bestrooien
Indicatif futur
- je joncherai
- tu joncheras
- il/elle jonchera
- nous joncherons
- vous joncherez
- ils/elles joncheront
Toekomende tijd II
- ik zal bestrooid hebben
- jij zult bestrooid hebben
- hij/zij/het zal bestrooid hebben
- wij zullen bestrooid hebben
- jullie zullen bestrooid hebben
- zij zullen bestrooid hebben
Indicatif futur antérieur
- j'aurai jonché
- tu auras jonché
- il/elle aura jonché
- nous aurons jonché
- vous aurez jonché
- ils/elles auront jonché
Conditionalis I
- ik zou bestrooien
- jij zou bestrooien
- hij/zij/het zou bestrooien
- wij zouden bestrooien
- jullie zouden bestrooien
- zij zouden bestrooien
Conditionnel présent
- je joncherais
- tu joncherais
- il/elle joncherait
- nous joncherions
- vous joncheriez
- ils/elles joncheraient
Conditionalis II
- ik zou hebben bestrooid
- jij zou hebben bestrooid
- hij/zij/het zou hebben bestrooid
- wij zouden hebben bestrooid
- jullie zouden hebben bestrooid
- zij zouden hebben bestrooid
Conditionnel passé (1ère forme)
- j'aurais jonché
- tu aurais jonché
- il/elle aurait jonché
- nous aurions jonché
- vous auriez jonché
- ils/elles auraient jonché
Imperatief
- jij bestrooi
- jullie bestrooit
Impératif
- tu jonche
- vous jonchez