Vervoeging van bijbetalen

Onbepaalde wijs (infinitief): bijbetalen

Vertaling: accorder

Nederlands

Frans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik betaal bij
  • jij betaalt bij
  • hij/zij/het betaalt bij
  • wij betalen bij
  • jullie betalen bij
  • zij betalen bij

Présent

  • j'accorde
  • tu accordes
  • il/elle accorde
  • nous accordons
  • vous accordez
  • ils/elles accordent

Onvoltooid verleden tijd

  • ik betaalde bij
  • jij betaalde bij
  • hij/zij/het betaalde bij
  • wij betaalden bij
  • jullie betaalden bij
  • zij betaalden bij

Indicatif imparfait

  • j'accordais
  • tu accordais
  • il/elle accordait
  • nous accordions
  • vous accordiez
  • ils/elles accordaient

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb bijbetaald
  • jij hebt bijbetaald
  • hij/zij/het heeft bijbetaald
  • wij hebben bijbetaald
  • jullie hebben bijbetaald
  • zij hebben bijbetaald

Indicatif passé composé

  • j'ai accordé
  • tu as accordé
  • il/elle a accordé
  • nous avons accordé
  • vous avez accordé
  • ils/elles ont accordé

Voltooid verleden tijd

  • ik had bijbetaald
  • jij had bijbetaald
  • hij/zij/het had bijbetaald
  • wij hadden bijbetaald
  • jullie hadden bijbetaald
  • zij hadden bijbetaald

Indicatif plus-que-parfait

  • j'avais accordé
  • tu avais accordé
  • il/elle avait accordé
  • nous avions accordé
  • vous aviez accordé
  • ils/elles avaient accordé

Toekomende tijd I

  • ik zal bijbetalen
  • jij zult bijbetalen
  • hij/zij/het zal bijbetalen
  • wij zullen bijbetalen
  • jullie zullen bijbetalen
  • zij zullen bijbetalen

Indicatif futur

  • j'accorderai
  • tu accorderas
  • il/elle accordera
  • nous accorderons
  • vous accorderez
  • ils/elles accorderont

Toekomende tijd II

  • ik zal bijbetaald hebben
  • jij zult bijbetaald hebben
  • hij/zij/het zal bijbetaald hebben
  • wij zullen bijbetaald hebben
  • jullie zullen bijbetaald hebben
  • zij zullen bijbetaald hebben

Indicatif futur antérieur

  • j'aurai accordé
  • tu auras accordé
  • il/elle aura accordé
  • nous aurons accordé
  • vous aurez accordé
  • ils/elles auront accordé

Conditionalis I

  • ik zou bijbetalen
  • jij zou bijbetalen
  • hij/zij/het zou bijbetalen
  • wij zouden bijbetalen
  • jullie zouden bijbetalen
  • zij zouden bijbetalen

Conditionnel présent

  • j'accorderais
  • tu accorderais
  • il/elle accorderait
  • nous accorderions
  • vous accorderiez
  • ils/elles accorderaient

Conditionalis II

  • ik zou hebben bijbetaald
  • jij zou hebben bijbetaald
  • hij/zij/het zou hebben bijbetaald
  • wij zouden hebben bijbetaald
  • jullie zouden hebben bijbetaald
  • zij zouden hebben bijbetaald

Conditionnel passé (1ère forme)

  • j'aurais accordé
  • tu aurais accordé
  • il/elle aurait accordé
  • nous aurions accordé
  • vous auriez accordé
  • ils/elles auraient accordé

Imperatief

  • jij betaal bij
  • jullie betaalt bij

Impératif

  • tu accorde
  • vous accordez

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van bijbetalen