Vervoeging van coifferen
Onbepaalde wijs (infinitief): coifferen
Er is helaas geen Franse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik coiffeer
- jij coiffeert
- hij/zij/het coiffeert
- wij coifferen
- jullie coifferen
- zij coifferen
Onvoltooid verleden tijd
- ik coiffeerde
- jij coiffeerde
- hij/zij/het coiffeerde
- wij coiffeerden
- jullie coiffeerden
- zij coiffeerden
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gecoiffeerd
- jij hebt gecoiffeerd
- hij/zij/het heeft gecoiffeerd
- wij hebben gecoiffeerd
- jullie hebben gecoiffeerd
- zij hebben gecoiffeerd
Voltooid verleden tijd
- ik had gecoiffeerd
- jij had gecoiffeerd
- hij/zij/het had gecoiffeerd
- wij hadden gecoiffeerd
- jullie hadden gecoiffeerd
- zij hadden gecoiffeerd
Toekomende tijd I
- ik zal coifferen
- jij zult coifferen
- hij/zij/het zal coifferen
- wij zullen coifferen
- jullie zullen coifferen
- zij zullen coifferen
Toekomende tijd II
- ik zal gecoiffeerd hebben
- jij zult gecoiffeerd hebben
- hij/zij/het zal gecoiffeerd hebben
- wij zullen gecoiffeerd hebben
- jullie zullen gecoiffeerd hebben
- zij zullen gecoiffeerd hebben
Conditionalis I
- ik zou coifferen
- jij zou coifferen
- hij/zij/het zou coifferen
- wij zouden coifferen
- jullie zouden coifferen
- zij zouden coifferen
Conditionalis II
- ik zou hebben gecoiffeerd
- jij zou hebben gecoiffeerd
- hij/zij/het zou hebben gecoiffeerd
- wij zouden hebben gecoiffeerd
- jullie zouden hebben gecoiffeerd
- zij zouden hebben gecoiffeerd
Imperatief
- jij coiffeer
- jullie coiffeert