Vervoeging van conformeren

Onbepaalde wijs (infinitief): conformeren

Nederlands

Frans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik conformeer
  • jij conformeert
  • hij/zij/het conformeert
  • wij conformeren
  • jullie conformeren
  • zij conformeren

Présent

  • j'adapte
  • tu adaptes
  • il/elle adapte
  • nous adaptons
  • vous adaptez
  • ils/elles adaptent

Onvoltooid verleden tijd

  • ik conformeerde
  • jij conformeerde
  • hij/zij/het conformeerde
  • wij conformeerden
  • jullie conformeerden
  • zij conformeerden

Indicatif imparfait

  • j'adaptais
  • tu adaptais
  • il/elle adaptait
  • nous adaptions
  • vous adaptiez
  • ils/elles adaptaient

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb geconformeerd
  • jij hebt geconformeerd
  • hij/zij/het heeft geconformeerd
  • wij hebben geconformeerd
  • jullie hebben geconformeerd
  • zij hebben geconformeerd

Indicatif passé composé

  • j'ai adapté
  • tu as adapté
  • il/elle a adapté
  • nous avons adapté
  • vous avez adapté
  • ils/elles ont adapté

Voltooid verleden tijd

  • ik had geconformeerd
  • jij had geconformeerd
  • hij/zij/het had geconformeerd
  • wij hadden geconformeerd
  • jullie hadden geconformeerd
  • zij hadden geconformeerd

Indicatif plus-que-parfait

  • j'avais adapté
  • tu avais adapté
  • il/elle avait adapté
  • nous avions adapté
  • vous aviez adapté
  • ils/elles avaient adapté

Toekomende tijd I

  • ik zal conformeren
  • jij zult conformeren
  • hij/zij/het zal conformeren
  • wij zullen conformeren
  • jullie zullen conformeren
  • zij zullen conformeren

Indicatif futur

  • j'adapterai
  • tu adapteras
  • il/elle adaptera
  • nous adapterons
  • vous adapterez
  • ils/elles adapteront

Toekomende tijd II

  • ik zal geconformeerd hebben
  • jij zult geconformeerd hebben
  • hij/zij/het zal geconformeerd hebben
  • wij zullen geconformeerd hebben
  • jullie zullen geconformeerd hebben
  • zij zullen geconformeerd hebben

Indicatif futur antérieur

  • j'aurai adapté
  • tu auras adapté
  • il/elle aura adapté
  • nous aurons adapté
  • vous aurez adapté
  • ils/elles auront adapté

Conditionalis I

  • ik zou conformeren
  • jij zou conformeren
  • hij/zij/het zou conformeren
  • wij zouden conformeren
  • jullie zouden conformeren
  • zij zouden conformeren

Conditionnel présent

  • j'adapterais
  • tu adapterais
  • il/elle adapterait
  • nous adapterions
  • vous adapteriez
  • ils/elles adapteraient

Conditionalis II

  • ik zou hebben geconformeerd
  • jij zou hebben geconformeerd
  • hij/zij/het zou hebben geconformeerd
  • wij zouden hebben geconformeerd
  • jullie zouden hebben geconformeerd
  • zij zouden hebben geconformeerd

Conditionnel passé (1ère forme)

  • j'aurais adapté
  • tu aurais adapté
  • il/elle aurait adapté
  • nous aurions adapté
  • vous auriez adapté
  • ils/elles auraient adapté

Imperatief

  • jij conformeer
  • jullie conformeert

Impératif

  • tu adapte
  • vous adaptez

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van conformeren